Een crisisheffing van 12,5% van de totale loonsom is hoog, maar toont op zichzelf niet aan dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Men moet onderbouwen dat deze last zich in dat specifieke geval sterker laat voelen dan in het algemeen.
De houdstermaatschappij van een concern met een totale loonsom van ongeveer € 40 miljoen, verloonde in 2013 aan een werknemer een bedrag van € 710.877. In de aangifte loonheffingen in maart 2014 was echter geen aangifte gedaan van de verschuldigde pseudo-eindheffing voor hoge lonen. Daarop volgde een naheffingsaanslag van € 89.740 plus een boete, waartegen de B.V. uiteindelijk in beroep ging. In tegenstelling tot de B.V. was de Rechtbank Gelderland van oordeel dat de crisisheffing op het niveau van de regelgeving niet in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol (EP) bij het EVRM, waarbij zij verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016.
Is de last zwaarder dan in het algemeen?
Er kan alsnog strijd zijn met artikel 1 EP als sprake is van een individuele en buitensporige last. De nageheven crisisheffing bij de B.V. bedraagt 12,5% van de totale loonsom, hetgeen volgens de rechtbank een substantieel percentage is. De B.V. heeft alleen niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een individuele en buitensporige last, omdat niet is onderbouwd waarom deze last zich in haar geval sterker laat voelen dan in het algemeen (zie HR-arrest 17 maart 2017). Daarbij belaste de B.V. de crisisheffing door aan de vennootschap die het reguliere loon van de werknemer verloonde, dus was geen sprake van een op de B.V. drukkende last.
Inschakelen derde voorkomt verzuimboete niet
Ook de verzuimboete kreeg de B.V. niet van tafel met haar beroep op ‘afwezigheid van alle schuld’. De aangiften loonheffingen waren wel verzorgd door een administratiekantoor, maar volgens de rechtbank had de B.V. in de gegeven omstandigheden niet alle zorg betracht om te voorkomen dat het verzuim werd begaan.
Wet: artikel 32bd Wet LB 1964 (tekst 2014)
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 8 augustus 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4172
Geef een reactie