Een SAR-uitkering, toegezegde bonus en niet opgenomen vakantiedagen zijn loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Dat werkgever de vergoeding in 2011 had kunnen betalen, maakte volgens Rechtbank Den Haag niet dat de vergoeding ook destijds was genoten.
In 2012 betaalde een bv in verband met ontslag van zijn directeur (in september 2009) een ontslagvergoeding die bestond uit verschillende loonbestanddelen. Over maart 2013 legde de inspecteur vervolgens een naheffingsaanslag loonheffingen op waarbij de vergoeding werd belast met crisisheffing. Onterecht volgens de bv, aangezien de vergoeding als loon uit vroegere dienstbetrekking aangemerkt moest worden. Volgens Rechtbank Den Haag waren de SAR-uitkering, de toegezegde bonus over 2008 en niet de opgenomen vakantiedagen directe beloningen voor de arbeid die de directeur had verricht voor de bv, en dus loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Dat in de SAR-overeenkomst was vermeld dat deze zou vervallen als de directeur vóór 1 december 2009 niet meer in dienst was, was niet van belang. Ook ten aanzien van de premie aanvullend pensioen concludeerde de rechtbank dat sprake was van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Over het salaris vanwege het niet in acht nemen van de opzegperiode en de salarisverhoging waren partijen inmiddels het zelf al eens dat deze niet in de heffingsgrondslag thuishoorde. Nog afgezien van de omstandigheid dat de bv de vergoeding in 2012 had betaald, was de vergoeding pas voor het eerst in 2012 vorderbaar en inbaar. Daarbij nam de rechtbank in aanmerking dat de vergoeding pas vorderbaar en inbaar werd nadat drie werkdagen waren verstreken na de betekening van het rechtbankvonnis in de ontslagprocedure (29 december 2011). Hierdoor viel de laatste dag van de betalingstermijn in 2012. Dat de bv de vergoeding in 2011 had kunnen betalen maakt dit niet anders. De rechtbank oordeelde tot vermindering van de naheffingsaanslag ten aanzien van het salaris en de salarisverhoging, maar liet deze voor het overige in stand.
Wet: artikel 13a en artikel 32bd Wet LB 1964 (tekst 2013)
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 7 november 2016 (gepubliceerd 28 november 2016), ECLI:NL:RBDHA:2016:14226
Geef een reactie