Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de cultuurgrondvrijstelling in de overdrachtsbelasting ook kan zien op een erf en ondergrond van een schuur/silo. Deze delen moeten dan wel dienstbaar zijn aan de exploitatie van landbouw en zij mogen geen privédoeleinden dienen.
Dankzij de cultuurgrondvrijstelling hoeft men over de verkrijging van cultuurgrond geen overdrachtsbelasting te betalen. Volgens de wet moet het gaan om ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond en/of de rechten van erfpacht of beklemming daarop. In de zaak voor het hof had een bv een perceel tuinland met glasopstanden gekocht. Van de totale oppervlakte van 17.410 m2 had 810 m2 betrekking op een stuk erf dat diende als verharde parkeerplaats en een ondergrond van een silo/schuur. De inspecteur vond dat dit deel van het perceel niet viel onder de cultuurgrondvrijstelling. Het hof constateerde dat ook het erf en de ondergrond landbouwdoeleinden en geen privédoeleinden dienden. Op basis van de wetsgeschiedenis was daarom de cultuurgrondvrijstelling wel van toepassing. Het standpunt van de inspecteur zou volgens het hof bovendien leiden tot willekeurig knippen in percelen die objectief gezien dienstbaar zijn aan de exploitatie van landbouw. De rechter vond deze interpretatie van de fiscus niet werkbaar voor de praktijk.
Wet: artikel 15, eerste lid, onderdeel q WBR 1970
Meer informatie: Hof Den Haag, 8 november 2013 (gepubliceerd 13 januari 2014), ECLI:NL:GHDHA:2013:4223
Geef een reactie