Voor het toepassen van de vrijstelling van overdrachtsbelasting wegens interne reorganisatie moet er sprake zijn van overdracht van een onroerende zaak door een tot het concern behorende vennootschap. Als deze vennootschap niet meer bestaat na de levering van de onroerende zaak, dan is de verkrijging belast.
Een bv die van een commanditaire vennootschap (cv) de economische eigendom van een bedrijfspand verkreeg, had tevergeefs een beroep gedaan op de vrijstelling van overdrachtsbelasting wegens interne reorganisatie. De inspecteur meende dat de cv na de levering van de economische eigendom van dit pand niet was blijven bestaan. De beherende vennoot van de cv had namelijk zonder eerst met de commanditaire vennoten te overleggen 95% van de participaties in de cv verkocht aan een bv. Ongeveer twee maanden later leverde de beherende vennoot niet de participaties, maar de economische eigendom van het bedrijfspand aan een door de koper van de participaties speciaal hiervoor opgerichte dochter bv. De juridische eigendom van het pand lag overigens bij een stichting. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de dochter bv geen recht had op toepassing van de vrijstelling wegens interne reorganisatie. Volgens de rechter was na levering van de economische eigendom van het pand geen sprake meer van een cv. Voor het bestaan van een cv is namelijk vereist dat minimaal twee vennoten deelnemen. Nergens uit bleek dat de commanditaire vennoten na levering van de economische eigendom nog deelnamen in de cv. De cv bestond nog slechts uit één vennoot (de beherende vennoot). Men voldeed dus niet aan de voorwaarden. De rechtbank verklaarde het beroep van de bv dan ook ongegrond.
Wet: artikel 15-1-h WBR 1970 en artikel 5b Uitvoeringsbesluit 1971
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 20 augustus 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2457
Geef een reactie