Staatssecretaris Van Rij stuurt de beantwoording van Kamervragen over de uitspraak van de rechter over belastingconstructies naar de Tweede Kamer.
De Kamervragen zijn gesteld naar aanleiding van een artikel in het FD, ‘Rechter verwerpt PwC-opzetje om Nederlandse belasting te ontlopen‘
Op de vraag op welke manier hij bedrijven wil stimuleren om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen, noemt Van Rij de Tax Governance Code (TGC) van VNO-NCW. De TGC heeft tot doel meer inzicht te bieden in de belastingstrategie van grote ondernemingen en wat zij betalen in de landen waar ze actief zijn. Deelnemers houden zich niet alleen aan de letter, maar ook aan de geest van de wet en zien het betalen van belastingen niet alleen als kostenpost, maar ook als een middel voor sociaaleconomische cohesie, duurzame groei en welvaart op de lange termijn. De TGC is een instrument van het bedrijfsleven zelf. Wel is het ministerie van Financiën nauw betrokken, en wordt regelmatig samen met een breed scala aan partijen over de code gesproken (ook van buiten het bedrijfsleven), waaronder ook over de naleving van de code.
DAC6
De gepoogde opzet die wordt beschreven in de uitspraak van Rechtbank Amsterdam bestaat in de kern uit een juridische fusie waarbij een moedermaatschappij opgaat in haar dochtermaatschappij (dochter/moeder-fusie). Een dochter/moeder-fusie kan onder bepaalde omstandigheden onder de meldingsplicht van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 vallen, meer specifiek onder wezenskenmerk E3. Dit wezenskenmerk ziet op internationale reorganisaties. In dit specifieke geval concludeert Van Rij op basis van de openbare informatie dat voor deze dochter/moeder-fusie echter niet voldaan wordt aan de vereisten van wezenskenmerk E3, omdat het een fusie betreft waarbij een Nederlandse onderneming wordt overgedragen aan een andere Nederlandse onderneming.
Van Rij schrijft dat met de beschreven opzet getracht werd de consequenties van de Wet spoedreparatie fiscale eenheid te matigen voor een bestaande structuur. De aanleiding was derhalve één specifieke Nederlandse wetswijziging, de Wet spoedreparatie fiscale eenheid. De richtlijn betreft een Europees vastgesteld kader voor het opsporen van internationale constructies. Het uitbreiden van MDR/DAC6 specifiek voor een aanpassing van een groepsstructuur als de onderhavige zal niet wezenlijk bijdragen aan het voorkomen of vroegtijdig onderkennen van internationale belastingontduiking/-ontwijking. Het lijkt dan ook minder passend om MDR/DAC6 specifiek voor een situatie als de onderhavige unilateraal te verruimen en zo af te wijken van de Europees afgesproken standaard.
In totaal zijn in Nederland tot en met 2023 7.666 meldingen op basis van de DAC6-richtlijn ontvangen. Deze meldingen zien op een periode van 25 juni 2018 tot en met 31 december 2023. Binnen Europa zijn 4.064 meldingen over dezelfde periode ingediend met relevantie voor Nederland.
Geef een reactie