Er zijn inhoudelijke en budgettaire bezwaren tegen het omzetten van het levenslooptegoed in een verlofaanspraak. Dit schrijft staatssecretaris Vijlbrief in een brief over de afwikkeling van de levensloopregeling aan de Tweede Kamer.
De levensloopregeling is sinds 1 januari 2012 niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. Voor bestaande deelnemers geldt overgangsrecht. Als de door hen opgebouwde aanspraken in de levensloopregeling op 31 december 2011 een waarde in het economische verkeer hadden van € 3.000 of meer, hadden zij de keuze om hun levensloopregeling voort te zetten of daarmee te stoppen.
Communicatie
De bij dit onderwerp betrokken spaarinstellingen hebben aangegeven uiterlijk begin 2021, de deelnemers van de levensloopregeling erop te wijzen dat het eindigen van de levensloopregeling voor deelnemers van deze regeling gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld voor toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen.
Er zijn inhoudelijke en budgettaire bezwaren tegen het omzetten van het levenslooptegoed in een verlofaanspraak. Allereerst is er een ruime overgangstermijn geboden van 10 jaar. Hiernaast leidt de mogelijkheid tot omzetting van een deel van het nog uitstaande levenslooptegoed van € 2 miljard, tot een lastenrelevante derving van € 460 miljoen aan loon- en inkomstenbelasting in 2021. In latere jaren komt deze derving geleidelijk weer binnen, op € 5 miljoen progressievoordeel na. Verder leidt deze mogelijkheid tot een te dekken derving van in totaal € 21 miljoen aan box 3-inkomsten. Ook zullen werkgevers bij het creëren van een dergelijke omzetting geconfronteerd worden met een toename van de werkgeverslasten. Ten slotte past het niet bij de doelstelling voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden, om het mogelijk te maken het levenslooptegoed, wat een meer generiek karakter heeft, om te zetten in een verlofaanspraak.
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 5 november 2020
Geef een reactie