Ondanks dat het lijkt alsof de werkgever alle keuzevrijheid heeft in de werkkostenregeling (WKR) bij het toerekenen van vergoedingen en verstrekkingen aan de vrije ruimte, dient hij wel degelijk rekening te houden met de gebruikelijkheidstoets. De gebruikelijkheidstoets kan gezien worden als een anti-misbruikbepaling die de werkgever een beperking oplegt bij het onderbrengen van vergoedingen en verstrekkingen in de vrije ruimte.
Gebruikelijkheidstoets aangescherpt
Per 1 januari 2016 is de gebruikelijkheidstoets aangescherpt om te voorkomen dat onder andere bonussen met het oog op tariefarbitrage zouden worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Het was tenslotte aantrekkelijker voor werkgevers om te kiezen voor 80% eindheffing dan het hoogste gebruteerde loon- en inkomstenbelastingtarief. De gebruikelijkheidstoets houdt nu in dat het gebruikelijk moet zijn dat de werknemer vergoedingen of verstrekkingen van een bepaalde omvang belastingvrij ontvangt, doordat de werkgever de vergoedingen of verstrekkingen heeft aangewezen als eindheffingsbestanddeel.
Factoren
Een aantal factoren zijn van invloed op de vraag of voldaan is aan de gebruikelijkheidstoets:
- De aard van de vergoeding of verstrekking. Het is bijvoorbeeld niet gebruikelijk dat het maandloon, vakantiegeld, hoge bonussen of vergoeding van vermogensschade bij indiensttreding van een werknemer wordt aangewezen als eindheffingsbestanddeel.
- De hoogte van de vergoeding of de waarde van een verstrekking. Het aanwijzen van bijvoorbeeld een jubileumuitkering kan gebruikelijk zijn, maar het aanwijzen van een jubileumuitkering van € 1 miljoen is niet gebruikelijk.
- Gedragslijn van de werkgever. Hierbij dient een vergelijking plaats te vinden van de vergoedingen en verstrekkingen vóór en na de WKR. In welke mate speelt het tariefsvoordeel een doorslaggevende rol bij de aanwijzing als eindheffingsloon?
- Vergelijking met andere werknemers van dezelfde werkgever en in dezelfde functiecategorie. Deze werknemers moeten ongeveer dezelfde omvang vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel toegewezen krijgen. Bij verschillen zal de werkgever daar een verklaring voor moeten kunnen geven.
- vergelijking met andere werkgevers. Hierbij is van belang wat de omvang is van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen van andere werknemers in dezelfde sector bij een vergelijkbaar bedrijf.
Het is geen verplichting om de bovenstaande toets uit te voeren. Als het voor een werkgever niet haalbaar is of als de werkgever twijfelt, dan kan de werkgever zijn situatie voorleggen aan de inspecteur. Eventuele risico’s kunnen daarmee worden voorkomen.
Let op!
De werkgever kan altijd op safe spelen. Op grond van een beleidsregel worden namelijk vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar als gebruikelijk beschouwd.
Geef een reactie