De overheid mag de vergoeding van de kosten bezwaar en beroep voor een belanghebbende alleen matigen als zij aantoont dat het om een eenvoudige (lichte) zaak gaat. In een zaak voor Rechtbank Arnhem maakte de rechter duidelijk dat de gemeente de zaak wat te simpel had voorgesteld.
Kosten van bezwaar en beroep
Een belanghebbende die een bezwaarschrift indient tegen een besluit of beschikking van de overheid, kan daarbij vragen om een vergoeding van de kosten van dit bezwaar. Vervolgens bepaalt het desbetreffende overheidsorgaan welke kostenvergoeding het toekent. Is de belanghebbende het niet eens met de hoogte van de vergoeding, dan kan hij naar de rechter stappen om een hogere vergoeding te eisen. Als de rechter hem in het gelijk stelt, heeft de belanghebbende bovendien recht op een vergoeding van de kosten die hij voor het beroep heeft moeten maken.
Te vergoeden kosten
Een belanghebbende kan alleen in aanmerking komen voor een vergoeding van de volgende kosten:
- kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die door een derde is verleend;
- kosten van een meegebrachte of opgeroepen getuige, deskundige of tolk. Als een deskundige voor een partij een verslag heeft uitgebracht, zijn de bijbehorende kosten ook te vergoeden;
- de reis- en verblijfkosten;
- misgelopen inkomsten vanwege het bijwonen van een procedure (verletkosten);
- kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
- kosten van een arts die als gemachtigde optreedt omdat de aard van de zaak dit vereist.
Werkelijke kosten
De kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken zijn te vergoeden naar de werkelijke bedragen. De vergoeding voor de overige kosten is in beginsel gebaseerd op forfaits en normbedragen. Maar in bijzondere gevallen kent de rechter een vergoeding van de werkelijke kosten toe. Dit is bijvoorbeeld het geval als het overheidsorgaan een besluit neemt terwijl van te voren al duidelijk is dat de belanghebbende de rechter dit besluit kan laten vernietigen. Overigens kan een belanghebbende volgens Rechtbank Leeuwarden in beginsel geen vergoeding van de werkelijke proceskosten eisen voor rechtsbijstand die is verleend met toepassing van het 'no cure, no pay'-principe.
Forfaitaire vergoeding bij bezwaar
In de meeste gevallen wordt de hoogte van een vergoeding van rechtsbijstand die een derde, bijvoorbeeld een belastingadviseur, beroepsmatig heeft verleend forfaitair vastgesteld. De forfaitaire vergoeding per fiscaal bezwaarschrift is in beginsel € 218. De bezwaarprocedure kan uit een aantal onderdelen bestaan. Ieder onderdeel geeft recht op een aparte kostenvergoeding, al telt het bijwonen van een nadere hoorzitting maar voor de helft mee. De forfaitaire vergoeding wordt bovendien vermenigvuldigd met een wegingsfactor. De wegingsfactor is 0,25 bij zeer lichte zaken, 0,5 bij lichte zaken, 1 bij normale zaken, 1,5 bij zware zaken en 2 bij zeer zware zaken.
Forfaitaire vergoeding bij beroep en cassatie
In de beroepsfase berekent de rechter de proceskostenvergoeding op de manier die men ook gebruikt in de bezwaarfase. Bij de beroepsprocedure zijn meer ‘subhandelingen’ mogelijk, die vaak maar voor de helft meetellen. Een beroepschrift in cassatie bij de Hoge Raad telt juist dubbel.
Samenhangende zaken
De rechter beschouwt samenhangende zaken in beginsel als één zaak. Als sprake is van meer dan vier samenhangende zaken, past de rechter een vermenigvuldigingsfactor toe van 1,5. Van samenhangende zaken is sprake als de belanghebbende (bijna) gelijktijdig tegen besluiten die voor minstens 90% identiek zijn op vergelijkbare gronden bezwaar is aangetekend. Zodra de juridische grondslag van twee besluiten al gedeeltelijk anders is, zijn zij niet voor minstens 90% identiek.
Lage vergoeding
In de zaak voor Rechtbank Arnhem had de belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen een WOZ-beschikking. De gemeente kende een lage kostenvergoeding toe, omdat zij de zaak als zeer licht aanmerkte. Bovendien had de gemeente maar een klein deel van de werkelijke kosten van twee taxatierapporten vergoed. De rechtbank vond dat de gemeente niet aannemelijk had gemaakt dat deze zaak zeer licht was. De gemeente had niet de wegingsfactor van 0,25 moeten toepassen, maar een wegingsfactor van 1. Verder had de gemeente de kosten van de taxatierapporten volledig moeten vergoeden. De rechtbank veroordeelde de gemeente tot een kostenvergoeding van de bezwaarfase die meer dan drie keer zo hoog was als de toegekende vergoeding. Bovendien kwamen daar nog de kosten van de beroepsprocedure en een vergoeding van het griffierecht bij.
Regelgeving: Bijlage Besluit proceskosten bestuursrecht
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 24 januari 2012 (gepubliceerd 3 februari 2012), LJN: BV2718
Geef een reactie