Btw-ondernemers kunnen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting laten ingaan nog vóór het moment waarop de inspecteur de desbetreffende beschikking vaststelt. Daarvoor moeten zij wel kunnen aantonen dat zij al eerder organisatorisch, economisch en financieel met elkaar verbonden zijn.
Fiscale eenheid omzetbelasting
Onder voorwaarden kunnen twee of meer btw-ondernemers met elkaar een fiscale eenheid aangaan voor de omzetbelasting. De Belastingdienst merkt deze btw-ondernemers dan aan als één btw-ondernemer die per aangiftetijdvak één btw-aangifte doet. Een ander voordeel van een fiscale eenheid voor de btw is dat men geen btw hoeft te berekenen over onderlinge prestaties. Een nadeel van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting is dat alle onderdelen van de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de btw-schuld(en) van de fiscale eenheid, ongeacht bij welk onderdeel van de fiscale eenheid de btw-schuld is ontstaan.
Fiscale eenheid vennootschapsbelasting
De fiscale eenheid voor de omzetbelasting staat los van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting: als twee of meer btw-ondernemers een fiscale eenheid voor de btw vormen, hoeven zij niet automatisch een fiscale eenheid aan te gaan. Soms is dat niet eens mogelijk, bijvoorbeeld als de fiscale eenheid voor de omzetbelasting een natuurlijk persoon omvat. Vanaf nu wordt met de term ‘fiscale eenheid’ steeds de fiscale eenheid voor de btw bedoeld.
Voorwaarden fiscale eenheid
Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen alleen tot een fiscale eenheid behoren als zij ondernemer zijn voor de btw en in Nederland wonen, gevestigd zijn of een vaste inrichting hebben. Voor het bestaan van een fiscale eenheid is verder vereist dat de desbetreffende btw-ondernemers in financieel, organisatorisch en economisch opzicht nauw verweven zijn met elkaar.
Financiële verwevenheid
Bij vennootschappen is sprake van financiële verwevenheid als minstens de helft van de aandelen, inclusief de zeggenschap, (in)direct in dezelfde handen is. Dit kan zelfs het geval zijn als de aandelen in het bezit zijn van een buitenlandse houdstervennootschap, al zal in dat geval de buitenlandse houdstermaatschappij zelf buiten de fiscale eenheid vallen.
Organisatorische verwevenheid
Van organisatorische verwevenheid is sprake wanneer de leiding van de betrokken (rechts)personen door eenzelfde persoon of dezelfde groep van personen wordt uitgeoefend. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting komen in dezelfde directeur of dezelfde commissarissen voor die (rechts)personen.
Economische verwevenheid
Er is sprake van economische verwevenheid als:
- de activiteiten van alle vennootschappen zich voor meer dan 50% richten op hetzelfde economische doel. Men gaat hier meestal van uit als vennootschappen in hetzelfde marktsegment werkzaam zijn; of
- de activiteiten van de ene vennootschap voor meer dan 50% worden verricht voor de andere vennootschap.
Verzoek
Om een fiscale eenheid te laten ingaan, moeten de btw-ondernemers in beginsel een verzoek indienen bij de Belastingdienst. In dat verzoek verklaren de ondernemers dat zij voldoen aan de voorwaarden de fiscale eenheid. Vervolgens zal de inspecteur op het verzoek een beschikking afgeven. Als hij het verzoek inwilligt, gaat de fiscale eenheid volgens de wet in vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarop de beschikking is afgegeven. Zijn de ondernemers het niet eens met de beschikking, dan kunnen zij daartegen bezwaar aantekenen en/of in beroep gaan.
Eerdere ingangsdatum
Uit de rechtspraak blijkt dat een fiscale eenheid eerder kan ingaan dan de wettelijke ingangsdatum. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat de ondernemers de fiscale eenheid mogen laten ingaan op het moment waarop zij aan de voorwaarden voldoen. De staatssecretaris van Financiën heeft zich daar bij aangesloten, al vindt hij wel dat nog steeds een beschikking nodig is.
Terugwerkende kracht
De volgende zaak voor Hof Den Haag is een goed voorbeeld van de mogelijke terugwerkende kracht van de fiscale eenheid. Enkele stichtingen, waarvan één de overkoepelende bestuurder was, verzochten de Belastingdienst begin 2004 om hen als fiscale eenheid aan te merken. De inspecteur meende dat wel sprake was van organisatorische en economische verwevenheid, maar nog niet van financiële verwevenheid. Medio 2006 sloten de stichtingen een overeenkomst, waarin stond dat de stichtingen in oktober 2001 al mondeling hadden afgesproken dat zij gezamenlijk beschikten over alle bankrekeningen en hoofdelijk aansprakelijk waren voor schulden die vanaf 1 oktober 2001 waren aangegaan. Het hof concludeerde dat de overeenkomst een schriftelijke vaststelling was van een situatie die al langer bestond. Vervolgens oordeelde het hof dat de stichtingen vanaf 1 oktober 2001 financieel met elkaar waren verweven en een fiscale eenheid vormden.
Wet: artikel 7, vierde lid OB 1968
Meer informatie: Hof Den Haag, 13 januari 2012 (gepubliceerd 24 februari 2012), LJN: BV6868
Geef een reactie