Als duidelijk is dat een nieuwe voorlopige aanslag (VA) een vermindering betekent ten aanzien van de vorige VA, kan de belastingplichtige bij het ontvangen van de definitieve aanslag niet alle VA’s verrekenen. Deze logische stelling is definitief bevestigd door de Hoge Raad.
Dit oordeel zag op een zaak waarin een vrouw in eerste instantie een VA inkomstenbelasting over 2009 had ontvangen voor een bedrag van € 12.538. Toen zij een verlaging van deze VA aanvroeg, legde de inspecteur haar een nieuwe VA op van € 5.607. Dit bedrag was gespecificeerd als € 12.538 minus € 6.931. Na het doen van de aangifte kreeg de vrouw een derde VA opgelegd met een te betalen bedrag van € 5.247. Dit bedrag was gespecificeerd als € 5.607 minus € 360. Bij het opleggen van de definitieve aanslag had de inspecteur € 5.247 aan voorlopige aanslagen verrekend. Volgens de vrouw moesten alle drie de voorlopige aanslagen worden verrekend. Dus in totaal € 12.538 + € 5.607 + € 5.247 = € 23.392. Zowel de rechtbank als het hof wees de extra verrekening van € 18.145 af, omdat duidelijk was dat de inspecteur de VA steeds had verminderd. De vrouw was nooit € 23.392 aan belasting verschuldigd en had alleen de laatste VA betaald. De Hoge Raad volgde evenmin het standpunt van de vrouw en verklaarde haar beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 15 AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:77
Geef een reactie