De staatssecretaris heeft het besluit over inkomen uit sparen en beleggen (box 3) gewijzigd. Hij keurt hierin goed dat de defiscalisering van vruchtgebruik en bloot eigendom met terugwerkende kracht geldt vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap.
In bepaalde vruchtgebruiksituaties wordt bij de langstlevende ouder de volledige waarde van de goederen in aanmerking genomen. De bloot eigendom van het kind wordt niet tot de bezittingen in box 3 gerekend. Een voorwaarde voor deze defiscalisering is dat het vruchtgebruik juridisch moet zijn gevestigd. In de praktijk is gebleken dat de nabestaanden na het openvallen van de nalatenschap te weinig tijd hebben om het vruchtgebruik in juridisch opzicht te laten vestigen. Dit houdt in dat de defiscalisering niet vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap van toepassing is. Als het vruchtgebruik formeel wordt gevestigd, is de defiscalisering pas vanaf dat moment van toepassing. In de praktijk leidt dit tot misverstanden.
Daarom heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat de defiscalisering met terugwerkende kracht geldt vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap. Daarbij wordt wel de voorwaarde gesteld dat het recht van vruchtgebruik binnen twee jaren na het overlijden van de erflater wordt gevestigd.
Meer informatie: BLKB 2015-409, Inkomstenbelasting. Inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
Geef een reactie