Een werknemer mag niet afgedragen loonheffing als voorheffing verrekenen, als hij aannemelijk kan maken dat inhouding heeft plaatsgevonden dan wel ervan uit kan gaan dat de werkgever aan zijn inhoudingsplicht voldoet. Dit zou voor de dga van een bv eenvoudig moeten zijn, aangezien hij als enig bestuurder van de bv zelf de loonheffingen moet inhouden en afdragen.
Een dga die in dienstbetrekking was bij zijn eigen bv wilde een bedrag aan loonheffing verrekenen met de door hem verschuldigde inkomstenbelasting. Hij had echter – in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van de bv – de bv niet aangemeld als inhoudingsplichtige voor de loonheffingen en geen eerstedagsmelding gedaan. Wel had de accountant van de bv gegevens in het kader van de aangiften loonheffing ingevoerd in het zogeheten DAS systeem en afschriften hiervan aan de dga overhandigd voor de betaling van de verschuldigde loonbelasting. Maar de bv droeg de loonbelasting niet af. Het hof was het met de fiscus eens dat de dga niet als een te goeder trouw zijnde werknemer kon worden beschouwd. De dga was als directeur feitelijk degene geweest die de primaire aantekeningen in de administratie van de bv verzorgde en wist dat de loonheffing niet was afgedragen. Op de tijdstippen waarop de loonheffing zou moeten zijn afgezonderd van het brutoloon, bestond kennelijk niet het oogmerk tot afdracht. Van inhouding was dus geen sprake. De dga wist dat omdat hij zelf de loonheffing niet had afgedragen, terwijl hij daartoe als enige in staat was. Bovendien had de bv, vertegenwoordigd door de dga als haar enige bestuurder, geen aangiftes loonheffing gedaan. De fiscus had dus terecht de verrekening van de loonbelasting met de verschuldigde inkomstenbelasting geweigerd. Ook de vergrijpboete van 35% bleef in stand.
Wet: artikel 28 sub f van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19 mei 2015 (gepubliceerd op 22 mei 2015), ECLI:NL:GHARL:2015:3524
Geef een reactie