Een belastingplichtige die bewijst dat het middelpunt van zijn leven niet (meer) in Nederland ligt, is hier niet belastingplichtig. Dat dit niet eenvoudig valt te bewijzen, blijkt uit onderstaand arrest van Hof Den Bosch. Het hof oordeelde verder dat de ambtshalve aanslag van de inspecteur terecht was opgelegd, omdat een managementvergoeding volledig toekwam aan de directeur-grootaandeelhouder (dga).
In deze zaak ontving een directeur-grootaandeelhouder geen salaris voor zijn werkzaamheden, maar een management-fee van € 350.000. Hij nam deze vergoeding niet op in zijn aangifte, omdat hij stelde dat hij niet in Nederland woonachtig – en dus belastingplichtig – was. Hij verklaarde hooguit zes weken van het kalenderjaar in Nederland te zijn, de overige weken verbleef hij bij zijn echtgenote in Bulgarije. Hij had namelijk enkele appartementen in Bulgarije gehuurd, een (nieuw te bouwen) woonhuis aangeschaft en deed een beroep op meerdere getuigenverklaringen. De inspecteur stelde hier enkele feiten tegenover die de rechter overtuigde van het ongelijk van de dga. De dga reed namelijk in een in Nederland geregistreerde auto, hield in Nederland een huis en meerdere bankrekeningen aan en moeide zich bovendien actief met de doorstart van zijn onderneming in Nederland. Dit leidde tot de conclusie dat het middelpunt van het leven van de dga niet in Bulgarije lag, maar in Nederland.
Het hof oordeelde verder dat de aanslag in stand moest blijven, nadat de inspecteur hem had gewezen op de functie van de dga en de gebruikelijkloonregeling. Daarom was een aanslag die uitging van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 120.000 niet als onredelijk aan te merken.
Wet: artikel 4 AWR
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 19 december 2013 (gepubliceerd op 6 februari 2014), ECLI:NL:GHSHE:2013:6110
Geef een reactie