Een zorgverlener die alleen als zorgverlener voor zijn moeder optrad en verder niet heeft gezocht naar andere opdrachtgevers en daarbij ook geen debiteurenrisico heeft gelopen, is geen ondernemer.
Een man startte op 1 november 2004 met dienstverleningsactiviteiten in de hypotheekbranche. Vanaf 2007 had de dienstverlener geen positieve resultaten behaald. Daarnaast ontving de man in 2012 als zorgverlener voor zijn moeder inkomsten uit aan zijn moeder verstrekt persoonsgebonden budget (PGB-budget).
In geschil bij Hof ’s-Gravenhage is of de activiteiten met werkzaamheden als financieel dienstverlener en het verlenen van zorg aan zijn moeder kwalificeert als winst uit onderneming. Volgens Hof ’s-Gravenhage heeft de man zijn stelling dat zijn werkzaamheden kwalificeren als winst uit onderneming onvoldoende onderbouwd. De resultaten uit de financiële dienstverlening zijn altijd negatief geweest, de door de dienstverlener overgelegde stukken en cijfers zijn niet onderbouwd en zijn oncontroleerbaar. Volgens het hof heeft de man dus niet kunnen aantonen dat er een bron van inkomen was. De man had naast zijn moeder geen andere opdrachtgevers voor zorgverlening en had ook niet aannemelijk gemaakt naar andere opdrachtgevers te hebben gezocht. Ook was geen sprake van enig debiteurenrisico. De declaraties van de man uit het PGB van zijn moeder kon de inspecteur ontlenen aan interne informatie bij de Belastingdienst. Voor wat betreft de kosten oordeelt het hof dat de inspecteur deze in redelijkheid kon toerekenen aan de financiële dienstverlening (geen bron van inkomen).
Wet: art. 3.2, 3.4 en 3.90 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 27 november 2018 (gepubliceerd op 18 december 2018), ECLI:NL:GHDHA:2018:3249
Geef een reactie