Op 1 januari 2014 is de oldtimerregeling in de motorrijtuigenbelasting verscherpt. Daarbij is geen overgangsrecht getroffen voor oldtimers die op diesel rijden. Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de wetgever bij het verscherpen van de voorwaarden voor de oldtimervrijstelling zijn boekje niet te buiten is gegaan.
Niet iedereen legt zich neer bij de aanscherping van de voorwaarden voor de oldtimervrijstelling in de motorrijtuigenbelasting (zie ook ‘Aanscherping regeling oldtimers geoorloofd’). Zo voerde de eigenaar van een dieselauto uit 1987 een proefprocedure waarin hij zich beriep op de Europese mensenrechten en het Unierecht. Maar Rechtbank Noord-Holland vond dat de wetgever was gebleven binnen zijn ruime beoordelingsvrijheid. Vóór de aanscherping had een kleine minderheid een voordeel ten opzichte van houders van andere motorrijtuigen. De wetgever mocht ervoor kiezen motorrijtuigen tussen de vijfentwintig en veertig jaar oud uit te sluiten van dit voordeel. De wetgever hoefde evenmin onderscheid te maken tussen hobbymatige houders zoals belanghebbende en anderen. Het hobbymatig gebruik pleitte zelfs tegen het standpunt dat de aanscherping leidde tot een individuele, buitensporige last. Hobby’s zijn immers geen eerste levensbehoeften. Bovendien leidde de verscherping van de vrijstellingsvoorwaarden voor de man tot een last van maar € 460 per kwartaal.
Tijdig aangekondigde wijziging
De rechter vond verder dat de wetgever niet was verplicht dezelfde overgangsregeling te treffen voor dieselauto’s als voor benzineauto’s, aangezien hier geen sprake is van gelijke gevallen. Van een verschil in behandeling tussen Nederlandse oldtimers en buitenlandse oldtimers was evenmin sprake. Ook was de aanscherping van de voorwaarden voor de vrijstelling tijdig aangekondigd. De rechtbank vond niet dat de man bij het ontvangen van een vrijstellingskennisgeving over 2014 erop mocht vertrouwen dat de regeling altijd zo zou blijven. Dat de inspecteur deze kennisgeving niet had ingetrokken, deed daar niets aan af. Zo’n kennisgeving is immers geen voor bezwaar vatbare beschikking.
Wet: artikel 72, eerste lid, onderdeel b Wet MRB 1994
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 13 april 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:3044
Geef een reactie