Het is aannemelijk dat er geen sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie om belastingheffing bij een ander te ontgaan. Er bestonden zakelijke overwegingen voor de ingewikkelde gang van zaken binnen de holdingstructuur.
Een bv is de rechtsopvolger van een Luxemburgse SA. De aandelen van de SA worden via een Luxemburgse SPF gehouden door een in België wonende Nederlandse aandeelhouder. Onder de SA hangen onder meer twee Nederlandse bv’s, te weten bv 1 en bv 2. Bv 2 koopt eind 2013 drie vennootschappen van de SA, en blijft de koopsom van ruim € 22 miljoen schuldig. Zij koopt op 2 januari 2014 een aantal deelnemingen van bv 1, en blijft ook hier de koopsom (ruim € 24 miljoen) schuldig. Bv 1 besluit op 6 mei 2014 tot een dividenduitkering van € 19 miljoen aan de SA, en cedeert gelijktijdig een even groot deel van haar vordering op bv 2 aan de SA. In een ‘Set off agreement’ van dezelfde datum is bepaald dat de hierdoor ontstane schuld van de SA wordt verrekend met de dividenduitkering. Bv 2 geeft op diezelfde datum aandelen uit aan de SA, waarna de SA haar vordering op bv 2 als agio op de aandelen stort. Op 15 mei 2014 gaat (onder meer) bv 2 een financieringsovereenkomst aan met een bank voor kredietfaciliteiten tot € 15,5 miljoen De inspecteur voert een boekenonderzoek uit bij bv 1, waarvan op 23 januari 2017 een controlerapport wordt opgesteld waarin een ‘overname niet-aftrekbare bedragen’ is genoemd. Hij ontvangt op 27 juli 2017 een verzoek om vooroverleg in verband met remigratie van de aandeelhouder. De inspecteur belast de dividenduitkering uiteindelijk bij de bv (eerder de SA) als ab-inkomen van een buitenlands belastingplichtige vennootschap.
Dividenduitkering ten onrechte belast
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er sprake is van een nieuw feit waardoor navordering mogelijk is. Het is aannemelijk dat er pas naar de SA is gekeken naar aanleiding van de remigratie van de aandeelhouder. Ook hoefde de inspecteur de dossiers van de Nederlandse bv’s niet te raadplegen, hiervoor was geen aanleiding. Er is geen sprake van gewekt vertrouwen omdat er bij het boekenonderzoek niet is gekeken naar de dividenduitkering. Ook had het controlerapport geen betrekking op de fiscale positie van de SA, en heeft de inspecteur vóór 2018 geen standpunt ingenomen over de belastbaarheid van de dividenduitkering. De rechtbank oordeelt dat de dividenduitkering ten onrechte is belast omdat de bv aannemelijk maakt dat er geen sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie om belastingheffing bij een ander te ontgaan. Er bestonden zakelijke overwegingen voor de gang van zaken binnen de holdingstructuur, waarbij ook het verkrijgen van de financieringsovereenkomst een rol speelde.
Wet: art. 17 lid 3 onderdeel b Wet Vpb 1969, art. 4.12 Wet IB 2001 en art. 16 AWR
Geef een reactie