Als een dochtermaatschappij deel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, kan de fiscus haar aansprakelijk stellen voor de schulden van de fiscale eenheid, zelfs als deze alleen door de holding zijn ontstaan. De ontvanger mag echter geen boeten en invorderingskosten op de dochtermaatschappij verhalen als die dochter niet verantwoordelijk is voor het ontstaan van deze kosten, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een bv vormde samen met haar houdstermaatschappij van 1 augustus 2004 tot 13 december 2007 een fiscale eenheid voor de btw. In 2008 kwam de Belastingdienst erachter dat in die periode de holding onjuiste aangiftes btw had gedaan. De fiscale eenheid kreeg een naheffingsaanslag btw inclusief boete opgelegd. De fiscale eenheid ging in bezwaar en sloot een vaststellingsovereenkomst met de fiscus waarin de boete werd verminderd. Toen de fiscale eenheid maar een deel van het verschuldigde bedrag betaalde, stelde de ontvanger van de belastingen zowel de holding als de dochtermaatschappij aansprakelijk.
Terechte aansprakelijkstelling
De dochtermaatschappij meende dat de fiscus haar niet aansprakelijk kon stellen, omdat de btw-schuld uitsluitend was opgekomen bij de holding. De dochter had geen enkele invloed kunnen uitoefenen op het doen en laten van de holding. Zij verwees naar Europese rechtspraak, die echter zag op de aansprakelijkstelling van een ander dan de schuldenaar. Dit kon de dochter niet baten, omdat zij als deel van de fiscale eenheid zelf (mede-)schuldenaar was. Zij kon wel in beroep gaan tegen de hoogte van de naheffingsaanslag, omdat zij geen partij was geweest bij de VSO. Maar de dochter wist niet aannemelijk te maken dat te veel btw was nageheven. De rechter oordeelde wel dat de ontvanger de boete en invorderingskosten niet mocht verhalen op de dochtermaatschappij. Zij was namelijk niet verantwoordelijk voor het opkomen van deze bedragen.
Wet: artikel 7, vierde lid Wet OB 1968 en artikel 43, eerste lid IW 1990
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 januari 2015 (gepubliceerd 23 april 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:101
Geef een reactie