Hoewel mede-erfgenamen in feite nooit begunstigden zullen zijn van de trust, moet met de theoretische mogelijkheid dat dit toch gebeurt rekening worden gehouden. Daardoor kan de Belastingdienst niet het gehele in de trust ondergebrachte vermogen aan de Nederlandse erfgenaam toerekenen.
Een vrouw was erfgenaam van haar moeder uit de Verenigde Staten. De moeder liet naast de vrouw nog broer en een zus van de vrouw na. De moeder had een testament opgemaakt en een zogeheten discretionaire trust ingesteld. In geschil bij Rechtbank Den Haag is de vraag of het volledige vermogen in de trust aan de vrouw kan worden toegerekend. De rechtbank is met partijen van oordeel dat het in de trust ingebrachte vermogen kwalificeert als een afgezonderd particulier vermogen (APV). De vrouw als trustee kan de trust volledig naar eigen inzicht beheren, maar heeft echter geen enkel concreet en afdwingbaar recht op een uitkering. De vraag is verder of de broer en de zus van de vrouw begunstigde zijn. Is dat niet het geval dan heeft de Belastingdienst het vermogen van de trust terecht aan de vrouw toegerekend. Rechtbank Den Haag leidt uit de bewoordingen van het testament echter af dat de broer en de zus van de vrouw in theorie direct of indirect begunstigde van het vermogen uit de trust zouden kunnen worden. Hoewel de kans klein is, is dit niet uitgesloten. Dit betekent dat het vermogen in de trust op grond van de regels voor APV voor 1/3e aan de vrouw moeten worden toegerekend. De vrouw had ook nog gesteld dat zij recht had op verrekening van ingehouden bronbelasting, maar kon dat verder niet aantonen.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 17 april 2018 (gepubliceerd op 25 juni 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:6572
Geef een reactie