In dit geval heeft de dga zelf de facturen opgesteld voor de door haar verrichte werkzaamheden, en daarin opgenomen dat er direct op haar privébankrekening moest worden uitbetaald.
Een interim-manager is in gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk is in juli 2015 ontbonden. Haar partner is dga van bv 4, de vrouw is hiervan tot en met 23 oktober 2014 (mede-)bestuurder. Zij richt op 12 juni 2014 bv 7 op, en vier werknemers van bv 4 gaan over naar bv 7. De vrouw is tot 11 november 2015 de enig aandeelhouder van bv 7. Vanaf die datum tot en met 31 januari 2018 is een stichting de enig aandeelhouder. De vrouw is van beide bestuurder. Bv 4 is op 3 mei 2016 failliet verklaard, en bv 7 is in 2020 geliquideerd. De inspecteur legt na een boekenonderzoek bij bv 7 navorderingsaanslagen met vergrijpboeten op. Hij merkt door bv 4 en bv 7 ontvangen bedragen als loon van de vrouw aan, en stelt dat bv 7 in 2014 winst heeft uitgedeeld door privéschulden van de vrouw te betalen.
Terecht loon in aanmerkingen genomen
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de vrouw loon heeft genoten. Zij heeft zelf de facturen opgesteld voor de door haar verrichte werkzaamheden, en daarin opgenomen dat er direct op haar privébankrekening moest worden uitbetaald. Bv 4 heeft de gefactureerde bedragen niet in de boekhouding verwerkt, en de door bv 7 opgenomen vordering in rekening-courant op de vrouw heeft geen reële betekenis. Zij heeft de ontvangen bedragen volledig gebruikt voor privédoeleinden, en ontving in de betreffende jaren slechts een gering loon. Ook had het echtpaar eind 2011 al een schuld van meer dan € 3 mln. aan bv 4 die nooit kon worden terugbetaald. Er is volgens het hof geen sprake van een uitdeling (inkomen uit aanmerkelijk belang) door bv 7 in 2014. Het is aannemelijk dat bv 7 bepaalde schulden van bv 4 heeft betaald uit eigen belang, namelijk het kunnen voortzetten van de activiteiten van bv 4, en niet ter bevoordeling van de vrouw als aandeelhouder. Dat zij daardoor zelf werd bevrijd van een aansprakelijkheidsschuld, maakt niet uit. Er zijn gezien de gang van zaken rond de facturering en de kennis van de vrouw terecht vergrijpboetes voor (voorwaardelijke) opzet opgelegd.
Wet: art. 3.81, 4.13 Wet IB 2001, art. 27e en 67e AWR
Geef een reactie