Houden hypothecaire schulden van oorsprong verband met de aankoop van een echtelijke woning? Dan ontstaat door echtscheiding een nieuw herbeoordelingsmoment en is het mogelijk dat door verdeling van de huwelijksgemeenschap deze schulden aan aanmerkelijk-aandelen kunnen worden toegerekend.
Een dga was gehuwd in gemeenschap van goederen. Tot de gemeenschap behoorden onder meer de echtelijke woning en aandelen in twee B.V.’s waarvan de dga enig aandeelhouder en bestuurder was. In 2010 verliet de dga de echtelijke woning, waarna in 2011 partijen een echtscheidingsconvenant hebben ondertekend. Aan de vrouw waren activa toegedeeld en een klein gedeelte van de schuld. Aan de dga waren aandelen in twee B.V.’s toegedeeld. Om het mogelijk te maken dat de vrouw in de echtelijke woning kon blijven wonen, nam de dga een groot deel van de hypothecaire leningen voor zijn rekening. Deze leningen waren oorspronkelijk aangegaan voor de verwerving van de woning. Aan de vrouw was per saldo € 1.3 miljoen toegedeeld en aan de dga per saldo € 486.000. De vrouw was daarom voor ruim € 400.000 overbedeeld en bleef dit bedrag schuldig aan de man. De dga wilde de betaalde rente op de overgenomen leningen als kosten ter verwerving van aanmerkelijkbelangaandelen in aanmerking nemen.
Causaal verband
In geschil bij Rechtbank Gelderland is welk deel van de overgenomen schulden kan worden toegerekend aan de toegedeelde aanmerkelijkbelangaandelen. De rechtbank acht aannemelijk dat de hypothecaire leningen waren aangegaan om de echtelijke woning te verwerven, dus was er geen causaal verband met de aanmerkelijkbelangaandelen. Dat causale verband kan wel zijn ontstaan door de verdeling van de huwelijksgemeenschap door de echtscheiding. Volgens de rechtbank zou de dga zijn overbedeeld als hij alleen het aanmerkelijk belang zou hebben verkregen, zonder overneming van de schulden. In dat geval zou de dga een schuld aan zijn ex-echtgenote hebben gehad. Als de dga geld zou hebben geleend bij een bank om zijn ex-echtgenote te voldoen, zou die schuld kwalificeren als schuld voor behoud van het aanmerkelijk belang. Echter niet de volledige schulden zijn toerekenbaar aan het aandelenpakket. De rechtbank komt na een rekenexercitie tot de conclusie dat van de betaalde rente van € 34.127, een deel van € 14.575 toerekenbaar is aan het aanmerkelijkbelangpakket.
Zie ook: Rechtbank Gelderland 6 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2976
Wet: art. 4.12 en 4.15 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 11 februari 2019 (gepubliceerd op 1 maart 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:520
Geef een reactie