De blote eigendom van een woning waarin de echtgenoot van de overleden ouder woont, valt bij de blote eigenaar onder voorwaarden niet in box 3. De toepassing van buitenlands recht kan echter het voldoen aan deze voorwaarden in de weg staan.
Een vrouw kreeg van haar ouders de blote eigendom van een woning in Frankrijk onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik van haar ouders samen of afzonderlijk. Ongeveer een jaar later overleed haar vader. De vrouw meent dat, nog afgezien van eventuele verdragsbepalingen, de blote eigendom van de Franse woning in het geheel niet bij haar in box 3 valt. De Nederlandse wet bepaalt namelijk dat een goed niet in box 3 valt als daarop een vruchtgebruik is gevestigd ten behoeve van de echtgenoot van de overleden ouder van de bloot eigenaar. Daarbij geldt wel als aanvullende voorwaarde dat dit vruchtgebruik voortvloeit uit een uiterste wilsbeschikking van de overleden ouder of op grond van buitenlands erfrecht.
Vervroegde erfdeling
Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Den Haag constateert dat niet is voldaan aan deze voorwaarde. De overdracht van de woning heeft namelijk plaatsgevonden onder Frans recht. Daardoor was sprake van een vervroegde erfdeling. Nederland kent geen vervroegde erfdeling. De rechtbank merkt deze verdeling daarom niet aan als buitenlands erfrecht en evenmin als een uiterste wilsbeschikking. De blote eigendom van de Franse woning behoort dus in eerste instantie tot het vermogen in box 3 van de vrouw.
Wet: art. 5.4, derde lid, onderdeel a Wet IB 2001 Verdrag: art. 6 en 24, onderdeel A, tweede lid Verdrag NL-Frankrijk
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 24 oktober 2019 (gepubliceerd 7 november 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:11206
Geef een reactie