Omdat het fiscaal loonbegrip heel ruim is, horen voordelen die een werknemer in het kader van zijn dienstbetrekking heeft genoten ook tot het belastbare loon als deze voordelen afkomstig zijn van een ander dan de werkgever.
In een zaak voor Rechtbank Noord-Nederland was een vrouw als koster in dienstbetrekking bij een kerkgemeenschap. Wanneer kerkdiensten, uitvaarten, vergaderingen en andere bijeenkomsten plaatsvonden in het kerkgebouw schonk de vrouw drankjes in en verstrekte broodjes en andere versnaperingen. Voor deze horeca-activiteiten bracht de vrouw haar opdrachtgevers vergoedingen in rekening die waren gebaseerd op het aantal verstrekte consumpties. De vrouw hanteerde lagere vergoedingen voor de kerkgemeenschap dan voor andere opdrachtgevers. Daarnaast inde zij namens de kerk de zaalhuur. Volgens de vrouw drijft zij met de horeca-werkzaamheden in het kerkgebouw een onderneming. Zij claimt daarom zelfstandigenaftrek. De inspecteur meent daarentegen dat de vergoedingen die de vrouw uit de horeca-activiteiten behaalt, tot het loon uit dienstbetrekking behoren.
Uit hoofde van haar functie
De rechtbank is het eens met de fiscus. Uit de omschrijving van de functie van koster blijkt dat de koster onder meer verantwoordelijk is voor de exploitatie van de keuken en het buffet. In een verklaring van de kerkenraad staat bovendien dat de vrouw voor eigen rekening de keuken zal exploiteren en dat de kerk recht heeft op levering van consumpties tegen een afgesproken vergoeding. De rechtbank leidt hieruit af dat de vrouw de horecawerkzaamheden moet verrichten uit hoofde van haar functie als koster. De horeca-activiteiten vallen dus onder het bereik van haar dienstbetrekking. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de vergoedingen uit de horeca-werkzaamheden kwalificeren als loon. Het fiscaal loonbegrip is immers ruim: al wat iemand uit een (vroegere) dienstbetrekking geniet. Als de werkgever een voordeel niet rechtstreeks verstrekt, maar laat toekomen aan de werknemer als beloning voor de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden, is dit voordeel ook loon. Dat de vrouw zelf in keukenapparatuur heeft geïnvesteerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De vrouw is geen ondernemer en heeft dus geen recht op de zelfstandigenaftrek.
Wet: art. 10, eerste lid Wet LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 29 augustus 2019 (gepubliceerd 12 september 2019), ECLI:NL:RBNNE:2019:3803
Geef een reactie