De Hoge Raad oordeelde onlangs dat een bv die een boete doorbelast had gekregen van een gelieerde Duitse vennootschap deze niet kon aftrekken van de winst. De boete was opgelegd door de Europese Commissie wegens overtreding van een kartelverbod.
Aan de belanghebbende bv in deze zaak was een deel van een door de Europese Commissie opgelegde mededingingsboete doorbelast. Op grond van artikel 3.14, lid 1, aanhef en letter c, van de Wet IB 2001 kwam deze niet voor aftrek in aanmerking, zo oordeelde de Hoge Raad. Daarbij maakte het niet uit dat de boete was opgelegd aan een ander, tot hetzelfde concern behorende vennootschap, die dit bedrag aan belanghebbende had doorbelast. De Hoge Raad wees ook op een arrest van het Hof van Justitie waaruit is op te merken dat Nederland in verband met de doeltreffendheid van door de mededingingsautoriteit van de Europese Unie opgelegde sancties verplicht is de bv te weigeren het boetebedrag op de belastbare winst in mindering te brengen.
Wet: artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onderdeel c Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 12 augustus 2011, LJN: BO6770
Geef een reactie