Een terbeschikkingstelling aan een samenwerkingsverband vóór de toetreding tot een vof kwalificeert volgens A-G Niessen als werkzaamheid in artikel 3.99 Wet IB 2001. Als daarbij de bestaande activiteit behouden blijft én wordt uitgebreid, is sprake van ‘uitgroeien tot een onderneming’.
In deze zaak stelde een dame onroerende zaken ter beschikking aan de maatschap van haar echtgenoot. Na toetreding tot een vof waarin de onderneming van de echtgenoot werd voorgezet, behoorden deze vermogensbestanddelen tot haar ondernemingsvermogen. Volgens het eerdere oordeel van de rechtbank had geen ruisende staking van de terbeschikkingstelling plaatsgevonden. Na sprongcassatie van de Staatssecretaris overweegt Advocaat-Generaal Niessen dat het begrip ‘werkzaamheid’ in artikel 3.99 Wet IB (de doorschuiffaciliteit) dezelfde betekenis heeft als in de andere artikelen van afdeling 3.4. De terbeschikkingstelling aan het samenwerkingsverband vóór de toetreding tot de vof kwalificeerde dan ook als werkzaamheid in artikel 3.99 Wet IB 2001. Daarbij was ook sprake van ‘uitgroeien’ van werkzaamheden tot een onderneming zoals bedoeld in dit artikel. De dame behield de eerder ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen en stelde deze nog steeds aan de onderneming van haar echtgenoot ter beschikking. Zij breidde deze activiteit uit door rechtstreeks in het vermogen en de winst van hetzelfde bedrijf te participeren. Het bestaan van artikel 3.98 Wet IB 2001 doet hier volgens de A-G niet aan af. Hij concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van de Staatssecretaris.
Wet: artikelen 3.91, 3.98 en 3.99 Wet IB 2001
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 14 januari 2016 (gepubliceerd 5 februari 2016), ECLI:NL:PHR:2016:14
Geef een reactie