De beherend vennoot van een vastgoed-CV kon niet aannemelijk maken dat bij aanschaf van appartementen de intentie bestond deze voor langere tijd aan te houden. Dat geen sprake was van gedwongen verhuizing, maakte dat niet anders volgens Rechtbank Noord-Holland.
Deze zaak werd aangespannen door een beherend vennoot van een CV die zich onder andere bezig hield met het beleggen in en exploiteren van onroerende zaken. In 2004 kocht de CV een appartementencomplex. Na renovatie werd van 2007 tot en met 2010 een groot deel van de appartementen verkocht en de boekwinst gedoteerd aan de herinvesteringsreserve (HIR). De rechtbank was het met de inspecteur eens dat de appartementen niet kwalificeerden als bedrijfsmiddelen en dat dotatie aan de HIR niet mogelijk was. Uit niets dat de vennoot had aangevoerd bleek dat de CV bij aanschaf de intentie had de appartementen voor langere tijd aan te houden. Uit de aannemingsovereenkomst kwam naar voren dat de CV de wens had om de appartementen te renoveren en te verkopen. De bepalingen in de offerte van de bank wezen er ook niet op dat het oogmerk bestond de appartementen voor langere tijd te exploiteren. Dat nooit sprake was van gedwongen verhuizing van zittende huurders, maakte dat niet anders.
Wet: artikel 3.54 Wet IB en artikel 8 Vpb
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 8 juli 2015 (gepubliceerd 12 augustus 2015), ECLI:NL:RBNHO:2015:6769
Geef een reactie