Als een strafrechtelijke procedure onredelijk lang duurt, is dat een reden om de opgelegde straf te matigen. Volgens Hof Den Bosch begint de strafzaak op het moment dat de verdachte redelijkerwijs kan vermoeden dat de overheid hem een straf zal gaan opleggen. Deze straf kan ook een bestuurlijke boete zijn.
Het hof kwam tot dit oordeel in een zaak waarin een man die een administratiekantoor dreef, verdacht werd van het (herhaaldelijk) plegen van belastingfraude en valsheid in geschrifte. Op 9 november 2012 hadden belastingambtenaren de man laten weten dat hij voor het niet (tijdig) betalen van btw een vergrijpboete kon verwachten. Op dat moment was volgens het hof sprake van een ‘criminal charge’ zoals genoemd in het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat bijna een jaar later werd besloten de zaak strafrechtelijk in plaats van bestuurlijk af te doen, maakte dit niet anders. Het hof constateerde dat de redelijke termijn in deze zaak met ruim tien maanden was overschreden. Daarom matigde het hof het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf met één maand. De man kreeg daardoor uiteindelijk een gevangenisstraf opgelegd van negen maanden, waarvan vier voorwaardelijk.
Wet: artikel 5:10a, tweede lid Awb en artikelen 67f en 69 AWR
Verdrag: artikel 6, eerste lid EVRM
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch 26 september 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4107
Geef een reactie