Als een werknemer erft van zijn werkgever op grond van een natuurlijke verbintenis, is deze verkrijging vrijgesteld van erfbelasting. Zo´n natuurlijke verbintenis kan weer zijn gebaseerd op een dringende morele verplichting. Maar het is lastig om het bestaan van zijn verplichting aan te tonen als de werkgever nooit een toezegging heeft gedaan.
Een vrouw die van haar voormalige werkgeefster erfde, stelde dat zij was aangewezen als erfgenaam omdat zij vijftien jaar had gewerkt in de chocolaterie van de erflaatster. Zij was in 1966 als 15-jarig meisje begonnen met werken voor de erflaatster tegen ƒ 1 per uur. Na het sluiten van de chocolaterie bleef de vrouw goed contact houden met haar voormalige werkgeefster. Ook had de vrouw tijdens haar vakantie gezorgd voor de huisdieren van haar ex-werkgeefster en soms voor haar boodschappen gedaan. Maar de belastingrechter vond niet dat door dit alles een dringend morele verplichting was ontstaan. Het loon was namelijk meer dan het toen geldende minimumloon en daarmee marktconform. De erflaatster had haar ex-werknemer benoemd als erfgenamen vanwege een affectieve relatie. Ook het feit dat de belanghebbende evenveel had geërfd als zeven andere erfgenamen die wel bloedverwanten waren van de erflaatster, wees hierop. De verkrijging van het erfdeel was daarom gewoon belast met erfbelasting.
Wet: artikel 6:3, tweede lid onderdeel b BW en artikel 32, eerste lid, onderdeel 10° SW 1956
Meer informatie: Hof Den Bosch, 3 oktober 2014 (gepubliceerd 30 oktober 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:4004
Geef een reactie