Correspondentie over procedurele afstemming van bezwaarschriften kan volgens Rechtbank Den Haag niet worden aangemerkt als een formele ingebrekestelling. Van ingebrekestelling is sprake als uit de correspondentie valt af te leiden dat de fiscus niet tijdig een beslissing heeft genomen en dat de belanghebbende hem daarom in gebreke stelt.
Dwangsomregeling
Om een bestuursorgaan te dwingen zich aan de wettelijke beslistermijnen te houden kan men sinds 2009 gebruik maken van de dwangsomregeling. Het doel van de dwangsom is om het bestuursorgaan (in dit geval de Belastingdienst) alsnog te laten beslissen. Er kan om een dwangsom worden gevraagd bij het niet tijdig beslissen op de beschikking op aanvraag (zoals een verzoek om een fiscale eenheid vennootschapsbelasting of omzetbelasting) of op een bezwaarschrift. Sinds 2011 is de Wet dwangsom ook van toepassing op bezwaren tegen zorg-, huur- en kinderopvangtoeslagen. De dwangsom wordt als volgt berekend:
- € 20 per dag voor de eerste veertien dagen;
- € 30 per dag voor de daaropvolgende veertien dagen;
- € 40 voor de daaropvolgende veertien dagen;
- met een maximum van € 1260 voor 42 dagen.
Ingebrekestelling
Wil de belanghebbende recht doen gelden op een dwangsom, dan moet hij de inspecteur schriftelijk in gebreke stellen. Dit houdt in dat de belanghebbende schriftelijk kenbaar moet maken aan de inspecteur dat niet tijdig is beslist en dat hij de inspecteur daarom in gebreke stelt en een dwangsom wil beuren. Een premature of een voorwaardelijke ingebrekestelling is overigens niet mogelijk. De schriftelijke ingebrekestelling is verder vormvrij. Een klacht over het niet nemen van een besluit kwalificeert dus ook als ingebrekestelling. Rechtbank Den Haag heeft duidelijk gemaakt dat geen sprake is van ingebrekestelling als de correspondentie tussen een gemachtigde en de Belastingdienst naar inhoud en strekking alleen een bevestiging is van een lopend verzoek om procedurele afstemming over bezwaarschriften en verder als kennisgeving van de wens zo spoedig mogelijk tot afwikkeling te geraken. Volgens de rechter was uit geen enkele brief af te leiden dat de gemachtigde de inspecteur daarmee had willen manen binnen een bepaalde termijn alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. De inspecteur had dus terecht de betaling van een dwangsom afgewezen.
Beslistermijn
De inspecteur kan de beslistermijn voor een bezwaar eenzijdig verdagen met zes weken. Meent de belanghebbende door deze verdaging in zijn belangen te zijn geschaad, dan kan hij overgaan tot ingebrekestelling. Na het verstrijken van twee weken kan hij beroep indienen bij de belastingrechter. De beslistermijn voor een besluit op aanvraag is maximaal acht weken na ontvangst van de aanvraag. De inspecteur kan binnen acht weken de aanvrager berichten dat niet wordt beslist binnen die acht weken. Hij moet dan aangeven binnen welke termijn wel kan worden beslist. Is deze termijn verstreken zonder een beslissing, dan kan de aanvrager de inspecteur in gebreke stellen. Als de aanvrager zich niet kan vinden in de verlengde termijn, dan kan hij pas na het verstrijken van acht weken na de aanvraag overgaan tot ingebrekestelling. Hij kan vervolgens na het verstrijken van twee weken beroep indienen bij de rechter tegen het niet tijdig beslissen. Het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen schort de dwangsom overigens niet op.
Betaling dwangsom
De inspecteur moet de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom is verschuldigd bij beschikking vaststellen. Als de inspecteur binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling een beslissing neemt, bestaat geen recht op een dwangsom. De inspecteur is verder geen dwangsom verschuldigd als:
- de Belastingdienst onredelijk laat in gebreke is gesteld;
- de aanvrager geen belanghebbende is, of
- de aanvraag kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
Heeft de inspecteur na deze twee weken niet beslist, dan bestaat daarna recht op een dwangsom. De Belastingdienst moet de verschuldigde dwangsom binnen zes weken nadat de beschikking bekend is gemaakt betalen. Tegen de hoogte van de dwangsom is bezwaar en beroep mogelijk.
Wet: artikel 4:17, artikel 8:29 en artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 18 juli 2013 (gepubliceerd op 6 augustus 2013), ECLI:NL:RBDHA:2013:8818
Geef een reactie