Ontvangt iemand van zijn onder huwelijkse voorwaarden getrouwde partner een kostbaar goed en wil hij deze verkrijging vrij van schenkbelasting ontvangen? Dan kan hij bijvoorbeeld stellen dat de schenking plaatsvond op grond van een natuurlijke verbintenis. Hij zal echter dan wel moeten bewijzen dat sprake is van zo’n natuurlijke verbintenis en dat is vaak lastig.
In een zaak voor Hof Den Bosch hadden twee onder huwelijkse voorwaarden getrouwde echtgenoten ieder de onverdeelde helft van een recht van erfpacht gekregen. Dit recht van erfpacht zag op een villa die was gelegen op een zogeheten opengesteld landgoed. De man schonk zijn aandeel in dit registergoed aan zijn vrouw. Daarbij deden de echtgenoten een beroep op de vrijstelling van schenkbelasting voor een landgoed volgens de natuurschoonwet 1928 (NSW 1928). Deze vrijstelling wordt echter teruggenomen als binnen 25 jaar na de schenking de begunstigde het landgoed vervreemdt. En inderdaad deed de vrouw ongeveer drie jaar later afstand van haar recht van erfpacht tegen een vergoeding van bijna € 600.000. De inspecteur legde de vrouw daarom een aanslag schenkbelasting op. Haar echtgenoot probeerde deze aanslag vernietigd te krijgen door te stellen dat hij op grond van een morele verplichting een gift aan zijn vrouw had gedaan. Zij zou namelijk een aanzienlijke betalingsverplichting van haar man zijn nagekomen. Maar het echtpaar kan niet aannemelijk maken dat inderdaad sprake was van een natuurlijke verbintenis. Het hof gelooft evenmin de stelling van de echtgenoten dat de vergoeding voor het afstand doen van het erfpachtrecht feitelijk een vergoeding voor gedane investeringen is. Wel constateert het hof dat de aanslag op een te hoog bedrag is berekend en verlaagt dan ook het aanslagbedrag.
Wet: art. 7 en 8a NSW 1928
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 25 januari 2019 (gepubliceerd 28 maart 2019), ECLI:NL:GHSHE:2019:378
Geef een reactie