Een herinvesteringsreservelichaam (HIR-lichaam) kan de vrijval van de HIR bij een aanmerkelijke wijziging van aandeelhouders voorkomen door tijdig een herinvestering te doen. Hof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat geen sprake is van een herinvestering als de bv niet op zijn minst de economische eigendom heeft verkregen.
De verkoop van aandelen in een HIR-lichaam vereist de nodige planning. In de zaak voor Hof Amsterdam lieten een holding en haar dochtermaatschappij hierbij een steekje vallen. De dochtermaatschappij had op 25 november 2005 om 16.40 uur een overeenkomst gesloten voor de aankoop van twee panden. Zij wilde de boekwinst die zij eerder dat jaar had behaald op een verkocht bedrijfspand afboeken op de aankoopprijs van deze twee panden. Op dezelfde dag, om 17.07 uur droeg de holding al haar aandelen in de dochtermaatschappij over. Deze overdracht leidde ook tot de verbreking van de fiscale eenheid tussen holding en dochtermaatschappij. De holding wist het standpunt van de inspecteur te weerleggen dat de aandelenoverdracht zou hebben plaatsgevonden vóór de ondertekening van de koopovereenkomst. Dit was een goede stap op weg naar het voorkomen van belaste vrijval van de boekwinst van haar dochtermaatschappij. Zie bijvoorbeeld ‘Datum leveringsakte staat centraal bij verkoop HIR-lichaam’. Het hof oordeelde echter dat de boekwinst toch moest vrijvallen. De dochtermaatschappij had met het afsluiten van de koopovereenkomst nog niet de (economische) eigendom van de twee panden verkregen. Het risico van de waardedaling en tenietgaan lag nog bij de verkoper. Daardoor mocht de dochtermaatschappij de panden niet activeren. Afboeking van de boekwinst via een HIR of met een beroep op de ruilarresten was daarom niet mogelijk.
Wet: artikel 12a Vpb
Meer informatie: Hof Amsterdam, 28 maart 2013 (gepubliceerd 5 juni 2013), nr. CA1712
Geef een reactie