Als iemand fysiek en/of psychisch beperkt is, moet worden onderzocht in hoeverre diegene nog aan zijn informatieverplichtingen kan voldoen.
Een bejaarde vrouw had sinds de jaren dertig van de vorige eeuw een bankrekening in Zwitserland. Sinds 2004 had deze vrouw een slechte gezondheid. In 2010 werd zij getroffen door een herseninfarct met als gevolg dat haar spraakgebied werd beschadigd. Zij was daardoor niet meer in staat een normale conversatie te voeren, in die zin dat zij niet goed duidelijk kan maken wat zij wil zeggen. Enkele jaren later kreeg zij ook nog hartritmestoornissen en ging dementeren. Zij bleef wel zelfstandig wonen en een zoon verzorgde de post en financiën. In februari 2012 verzocht de inspecteur per brief informatie. Later dat jaar verstuurde de inspecteur een afschrift daarvan naar haar gemachtigde. Binnen een maand volgden twee informatiebeschikkingen. De gemachtigde meldde in reactie daarop dat de vrouw vanwege haar beperkingen niet meer in staat was inhoudelijke vragen te beantwoorden. Hof Den Haag oordeelde dat de vrouw had nagelaten de maatregelen te treffen, zoals het aanstellen van een zaakwaarnemer of het geven van een adequate volmacht, die ertoe zouden leiden dat wel aan de informatieverplichting zou kunnen worden voldaan. Volgens de Hoge Raad heeft het hof een verkeerde maatstaf aangelegd. Hof Amsterdam moet gaan beoordelen of het de vrouw wel kan worden toegerekend dat zij een wettelijk voorschrift niet kan naleven.
Wet: artikel 47 en artikel 52a, lid 1 AWR.
Meer informatie: Hoge Raad, 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3273
Geef een reactie