Als de bestuurder van een holding een verzoek tot het meegeven van verliezen aan een ontvoegde dochtermaatschappij ondertekent en indient, kan worden geacht dat het verzoek mede door de dochter is ingediend. Dit is het geval als de wil van beide partijen met de indiening van het verzoek kenbaar is gemaakt.
Als een dochtermaatschappij de fiscale eenheid verlaat, kan zij in beginsel samen met haar moedermaatschappij verzoeken om een deel van de compensabele verliezen van de fiscale eenheid mee te krijgen. Het moet dan gaan om de verliezen die aan die dochtermaatschappij zijn toe te rekenen. De vennootschappen dienen het verzoek tot het meegeven van verliezen bij de aangifte van de moedermaatschappij over het laatste jaar waarin de dochtermaatschappij nog tot de fiscale eenheid behoort. In een zaak voor Rechtbank Den Haag had de bestuurder van de moedermaatschappij zo’n verzoek ondertekend. Op dat moment had hij echter al het bestuur van de dochtermaatschappij neergelegd. Ruim een jaar later stelde de holding dat het verzoek daarom ongeldig was. Maar volgens de rechtbank kan zo’n verzoek dat is ondertekend door de moedermaatschappij geacht worden mede te zijn ingediend door de dochtermaatschappij. Dit is het geval als met de indiening van het verzoek de wil van zowel de moeder- als de dochtermaatschappij kenbaar wordt gemaakt. In dit geval bleek uit de leveringsakte aan de koper van de aandelen in de dochtermaatschappij duidelijk dat alle partijen wilden dat die dochter haar aandeel in de verliezen van de fiscale eenheid meekreeg. Pas later was onenigheid ontstaan tussen de holding en de koper. Het verzoek is geldig en de fiscus heeft het terecht gehonoreerd. De moedermaatschappij kan er niet meer op terugkomen.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 17 april 2018 (gepubliceerd 18 mei 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:4795
Geef een reactie