Een ondernemer mag bij de staking van zijn onderneming de waarde van zijn bedrijfspand alleen verminderen met 35% als hij dat pand voor een deel als woning gebruikt. Andere privédoeleinden, bijvoorbeeld het houden van paarden in privé, leiden niet tot een waardedruk.
Bij staking van de onderneming moet de ondernemer onder andere afrekenen over de stille reserves van zijn bedrijfspand. Deze reserve is gelijk aan de waarde in het economische verkeer van het bedrijfspand minus de boekwaarde. Dankzij eerdere uitspraken van de Hoge Raad (Hoge Raad, 18 november 1959, LJN: AY1740 en Hoge Raad, 25 april 2008, LJN BD0473) mag de ondernemer de waarde in het economische verkeer met 35% verlagen als hij het pand ook min of meer duurzaam gebruikt voor zelfbewoning. Een schapenhouder wilde deze correctiefactor van 35% ook toepassen op zijn bedrijfswoning toen hij zijn onderneming staakte. Hij wees erop dat hij op het stakingstijdstip het bedrijfsdeel voor 66% gebruikte voor het stallen van paarden die hij in privé hield. Hof Leeuwarden was het met de man eens dat hij 66% van het bedrijfsdeel gebruikte voor privédoeleinden. Maar privégebruik is niet automatisch ook zelfbewoning. Het stallen van de paarden was een vorm van privégebruik dat niet kwalificeerde als zelfbewoning, zodat de man de waarde van het bedrijfsdeel niet mocht verminderen met 35%.
Wet: artikel 3.8 IB 2001
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 14 februari 2012, LJN: BV5599
Geef een reactie