De verhoging van de pensioenrichtleeftijd in één stap naar 67 jaar vraagt om aanpassingen in de loon- en inkomstenbelasting. Dit staat in een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer.
Met deze verhoging komt het kabinet tegemoet aan de wens om een regeling te treffen voor een collectieve aanpassing van opgebouwde pensioenaanspraken. Zo is een overschrijding van de wettelijke maxima voor het ouderdomspensioen onder de nieuwe regeling mogelijk. Deze moet wel het gevolg zijn van een collectieve aanpassing van de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Onder de huidige regeling mag het pensioen op het tijdstip van ingang niet boven 100% van het pensioengevend loon mag uitkomen (de zogenoemde 100%-begrenzing). De voorgestelde aanpassing zal echter niet hierdoor worden verhinderd. Ook gaf de minister aan dat de opbouwruimte voor individuele inkomensvoorzieningen, zoals aftrek van lijfrente premies (de 3e pijler) en de fiscale oudedagsreserve aan de nieuwe situatie wordt aangepast.
Wet: Artikel 18a, 18d en 18 e Wet op de loonbelasting 1964 Jo artikel 3.68 en 3.127 Wet op de inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Kamerbrief, 31 januari 2012, ASEA/SAS/2012/1327
Geef een reactie