
Men moet eerst vaststellen dat een vermogen van een lichaam is afgezonderd, voordat het is toe te rekenen aan een gelieerde persoon.
Een man houdt 49% van de aandelen in een Antilliaanse nv. In 2000 heeft hij deze aandelen geschonken aan een Antilliaans Stichting Particulier Fonds (SPF) dat kort daarvoor is opgericht. Het bestuur van de SPF wordt gevoerd door een trustkantoor, dat aan de man volmacht heeft verleend om onbeperkt te beschikken over de bankrekening van de SPF. In 2011 en 2012 heeft de nv dividend uitgekeerd aan de SPF. Vervolgens heeft de SPF in mei 2012 de aandelen in de nv verkocht aan een vennootschap van de man. Kort daarna is de SPF ontbonden. De man heeft een liquidatie-uitkering ontvangen die bestond uit effecten en liquide middelen. De inspecteur heeft bij de aanslagregeling IB/PVV 2011 en 2012 het vermogen van de SPF aan belanghebbende toegerekend. Van een afgezonderd vermogen is geen sprake, aldus de inspecteur.
Fiscus heeft niet alle relevante stukken overlegd
Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2022:4440) acht dat standpunt van de inspecteur juist, omdat belanghebbende feitelijk heeft kunnen beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen. Volgens de Hoge Raad is het rechtsoordeel van het hof juist dat eerst moet worden beoordeeld of een bepaald vermogen is afgezonderd, en dat pas daarna een eventuele toerekening van het APV aan de orde is. Toch vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak omdat de fiscus niet alle relevante stukken heeft overlegd. De inspecteur had bij het hof ook de interne stukken van de Belastingdienst moeten inbrengen die waren opgemaakt na de uitspraak van de rechtbank. Daarnaast had de inspecteur de stukken moeten overleggen die hij bij de rechtbank had ingediend met een beroep op geheimhouding.
Wet: art. 8:42 Awb en art. 2.14a Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 14 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:241, 23/00153
Geef een reactie