Op grond van het unierechtelijk verdedigingsbeginsel moet de inspecteur de belastingplichtige de gelegenheid geven zijn standpunt kenbaar te maken als de fiscus hem een naheffingsaanslag wil opleggen. Dit beginsel komt ook aan de orde bij een nationale regeling zoals de BPM als sprake is van een grensoverschrijdende situatie.
Een Nederlandse man had een auto gekocht in België en deze auto vervolgens laten inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Daarbij had hij volgens de fiscus te weinig BPM afgedragen. De inspecteur stuurde de man een vooraankondiging van een naheffingsaanslag BPM op. De man kreeg niet de gelegenheid zijn standpunt te laten horen vóór deze aanslag was opgelegd. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat dit een schending van het unierechtelijk verdedigingsbeginsel vormde. Hoewel de BPM een zuiver nationale belasting is, was het unierecht hier volgens het hof toch van toepassing nu de auto in België was gekocht. De schending van het verdedigingsbeginsel was niet te herstellen met een horing in de bezwaarfase. Omdat in de bezwaarfase de naheffingsaanslag was verminderd, meende de rechtbank dat de procedure zonder de schending een andere afloop had kunnen hebben. In dat geval leidt een schending van het unierechtelijk verdedigingsbeginsel tot een vernietiging van het betrokken besluit. De rechtbank vernietigde dan ook de naheffingsaanslag BPM.
Wet: artikel 7:2 Awb
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 21 december 2017 (gepubliceerd 18 januari 2018), ECLI:NL:RBNNE:2017:24997
Geef een reactie