Wie per saldo een positief inkomen uit werk en woning geniet, kan niet van de inspecteur verlangen dat hij een verliesvaststellingsbeschikking opstelt. Laat staan dat die belastingplichtige een dwangsom vordert vanwege het uitblijven van een verliesverrekening.
Verlies uit onderneming
Soms zit het een ondernemer voor de inkomstenbelasting (IB) niet mee en behaalt hij een negatieve winst uit onderneming, oftewel een verlies. De Belastingdienst accepteert geen hoger bedrag aan ondernemingsverlies over een bepaald jaar dan het verlies uit werk en woning van dat jaar. De eerste verrekening vindt dus plaats met eventueel positieve inkomens uit hetzelfde jaar binnen box 1. Bij de berekening van een verlies uit werk en woning laat de fiscus overigens een eventueel te conserveren inkomen buiten beschouwing.
Achterwaartse en voorwaartse verliesverrekening
Een verlies uit werk en woning uit een bepaald kalenderjaar is te verrekenen met het positieve inkomen uit werk en woning van de drie voorafgaande jaren jaar. Dit noemt men achterwaartse verliesverrekening of ‘carry back’. Een resterend bedrag aan verlies is te verrekenen met de positieve inkomens uit werk en woning van de negen daaropvolgende kalenderjaren. Verliesverrekening vindt plaats in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de inkomens zijn genoten. Voor zover een verlies uit een bepaald jaar niet is verrekend met de positieve inkomens van de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren, verdampt het.
Gemoedsbezwaarde
Wie als gemoedsbezwaarde ontheffing heeft gekregen van de sociale verzekeringsplicht, kan verzoeken om een langere periode van carry back. In dat geval bedraagt de periode van achterwaartse verliesverrekening acht in plaats van drie jaar. Deze regel is ook toe te passen op ondernemingsverliezen die zijn toe te rekenen aan kosten en lasten van schade als gevolg van risico’s die vergelijkbare, niet-gemoedsbezwaarde ondernemers doorgaans verzekeren.
Verliesvaststellingsbeschikking
De inspecteur moet het bedrag van een verlies uit werk en woning vaststellen in een beschikking. Daarbij moet hij ook aangeven in welke mate het gaat om een ondernemingsverlies. Men kan in bezwaar en beroep gaan tegen een verliesvaststellingsbeschikking. Als de Belastingdienst vermoedt dat het verlies op een te hoog bedrag is gesteld, is de verliesvaststellingsbeschikking te herzien.
Verliesverrekeningsbeschikking
Als het komt tot een verliesverrekening, moet de inspecteur deze verrekening eveneens opnemen in een beschikking. Ook deze beschikking staat open voor bezwaar en beroep, zij het dat rechtsmiddelen alleen open staan tegen de vaststelling van het verlies. Als geen belasting is verschuldigd, kan men ook in bezwaar en beroep gaan tegen het verrekende bedrag in een beschikking waarin een voorwaartse verliesverrekening is vastgesteld.
Terecht geen beschikking afgegeven
Zonder verliesvaststellingsbeschikking komt men niet toe aan een verliesverrekeningsbeschikking. En voor een verliesvaststellingsbeschikking is weer een verlies nodig. In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden meende een man dat de inspecteur ten onrechte geen verliesvaststellingsbeschikking had opgesteld. Ook vorderde hij een dwangsom vanwege het uitblijven van verliesverrekening. Het hof oordeelde dat geen objectieve voordeelsverwachting bestond ten aanzien van de verliesgevende activiteit van de man. Daardoor kwalificeerde de activiteit niet als een bron van inkomen. Evenmin was sprake van een ondernemingsverlies. Maar zelfs als wel sprake zou zijn van een ondernemingsactiviteit, dan nog zou de inspecteur geen verliesvaststellingsbeschikking hoeven opstellen. De man genoot namelijk ook inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Daardoor was zijn inkomen uit werk en woning per saldo positief.
Wet: art. 3.148, 3.149, 3.150, 3.151, 3.152 en 3.153 Wet IB 2001
Geef een reactie