Wie in het buitenland een tweede woning bezit, heeft recht op voorkoming van dubbele belasting. Hij moet deze voorkoming wel goed in de aangifte verwerken. Als door zijn fout de fiscus eerst te weinig belasting heft, kan de inspecteur het verschil later navorderen. Bovendien kan dit leiden tot een extra heffingsrentelast voor de eigenaar van de woning.
Dubbele belastingplicht
Er zijn twee belangrijke oorzaken van dubbele belastingplicht. De eerste oorzaak is dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon soms door twee staten wordt aangemerkt als een inwoner respectievelijk een lichaam dat in die staat is gevestigd. Vaak regelt het verdrag tussen Nederland en de andere staat in welke staat de belastingplichtige echt woont of is gevestigd. Bestaat er geen belastingverdrag tussen Nederland en de andere staat, dan is men in beginsel aangewezen op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb). Verder kan iemand tegen dubbele belasting aanlopen als hij woont in de ene staat (de woonstaat) maar inkomen verwerft uit een andere staat (de bronstaat). Beide landen zullen dit inkomen willen belasten. Ook in dat geval zorgt het belastingverdrag of het Bvdb ervoor dat de één van beide staten een voorkoming van dubbele belasting biedt. Als het Bvdb van toepassing is, zal het Nederland zijn die de voorkoming biedt. Het Bvdb is immers een Nederlands besluit.
Manieren van voorkoming van dubbele belasting
Er bestaan verschillende methoden om dubbele belasting te voorkomen. De volgende drie methoden zijn terug te vinden in de belastingverdragen en/of het Bvdb:
- de vrijstellingsmethode;
- de verrekenmethode of creditmethode; en
- de aftrekmethode.
Vrijstellingsmethode
Bij de vrijstellingsmethode wordt het buitenlandse winstbestanddeel uitgesloten van het belastbaar inkomen, waarover de Nederlandse vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting wordt berekend. Deze methode geldt vaak ten aanzien van winst uit een buitenlandse vaste inrichting. Maar de vrijstellingsmethode wordt ook vaak gebruikt voor inkomsten uit onroerende goederen. In veel verdragen moet de woonstaat deze methode toepassen.
Voorbeeld
Mevrouw Smid heeft na toepassing van het heffingsvrije vermogen in totaal € 150.000 aan vermogen in box 3. Daarbij is inbegrepen een vakantie woning in Frankrijk ter waarde van € 50.000. De Belastingdienst moet de vrijstellingsmethode toepassen om dubbele belasting over de inkomsten uit de Franse woning te voorkomen. De fiscus vermindert in dit geval de verschuldigde belasting met een deel van de totale belasting dat overeenkomt met de verhouding tussen het buitenlandse inkomen en het totale inkomen. Vóór de vermindering moet mevrouw Smid € 150.000 x 4% x 30% = € 1800 betalen. De belastingvermindering bedraagt € 1800 x (€ 50.000 x 4%) / (€ 150.000 x 4%) = € 600.
Creditmethode
Als de inspecteur de verreken- of creditmethode toepast, verrekent hij de buitenlandse belasting helemaal of voor een deel met de Nederlandse inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over het wereldinkomen. Deze creditmethode is in beginsel minder aantrekkelijk dan de vrijstellingsmethode. De creditmethode komt veel voor bij de voorkoming van dubbele belasting op rente, dividenden en royalty’s.
Aftrekmethode
De aftrekmethode functioneert in feite als een soort restmethode. Deze methode houdt in dat de belastingplichtige de buitenlandse belasting als een kostenpost opvoert bij de berekening van het belastbare inkomen.
Aangifte
Volgens Hof Den Haag ligt de verantwoording voor de juiste toepassing van de voorkoming van dubbele belasting in de eerste plaats bij de belastingplichtige. In een zaak voor dit hof had een man de waarde van zijn tweede woning in Frankrijk correct ingevuld in zijn aangifte inkomstenbelasting bij zijn vermogen in box 3. Maar in plaats van deze waarde vervolgens in te vullen bij de voorkoming van dubbele belasting voor inkomsten in box 3 vulde de man de waarde in bij de voorkoming van dubbele belasting voor inkomsten in box 1. Hierdoor werd zijn voorlopige aanslag te veel verminderd en kreeg hij te veel heffingsrente vergoed. Toen de inspecteur de definitieve aanslag oplegde, paste hij de juiste vermindering toe. Bovendien bracht hij de man heffingsrente in rekening. De man was het niet eens met deze heffingsrente. Maar het hof vond niet dat de inspecteur zo onzorgvuldig had gehandeld door de aangifte te volgen, dat hij geen heffingsrente mocht berekenen. De man had bovendien van de Belastingdienst een brief ontvangen met daarin duidelijke instructies over de manier waarop hij zijn Franse woning moest aangeven. De man had zelf moeten reageren toen de fiscus zijn voorlopige aanslag te veel verminderde.
Let op! De zaak voor Hof Den Haag had betrekking op een aangifte inkomstenbelasting 2007. Inmiddels berekent de fiscus de heffingsrente op een andere manier, namelijk na het einde van het heffingstijdvak tot de dagtekening van het aanslagbiljet.
Wet: artikel 30f AWR (stand op 1 januari 2007)
Verdrag: artikelen 6 en 25 Belastingverdrag tussen Frankrijk en Nederland
Meer informatie: Hof Den Haag, 28 februari 2012 (gepubliceerd 6 augustus 2012), LJN: BX3624
Geef een reactie