De eigenwoningschuld en de aftrekbare kosten van de eigen woning worden uitsluitend verhoogd als de eigen woningbezitter aannemelijk kan maken dat de lening daadwerkelijk is gebruikt voor de verbetering of onderhoud van de eigen woning.
Hof Amsterdam heeft dit duidelijk gemaakt aan een eigenwoningbezitter die zijn hypotheekschuld met ruim € 144.000 had verhoogd. Belanghebbende had namelijk de restant van een lening opgenomen in een derde hypothecaire lening. Ook meende hij dat de terugbetaling van een subsidie die hij van VROM had ontvangen voor de aankoop van de woning tot de hypotheekschuld moest worden gerekend. Hij meende dat ter zake van deze verhoging sprake was van een eigenwoningschuld en wilde daarom de rente hiervan als aftrekbare kosten in aanmerking nemen. Om zijn stelling te onderbouwen presenteerde hij een nota van afrekening van de notaris, waaruit bleek dat het restant van een krediet was opgegaan in een hypothecaire lening. Het hof vond dat niet voldoende. Belanghebbende kon namelijk niet aannemelijk maken dat de lening gebruikt was voor de verbetering of onderhoud van de woning. Het was immers mogelijk dat de hypotheekschuld al was opgenomen en beoordeeld bij de vaststelling van de eigenwoningschuld over eerdere jaren. Het hof oordeelde verder dat de terugbetaling van de subsidie evenmin leidde tot een verhoging van de eigenwoningschuld en daarmee de aftrekbare kosten van de eigen woning. Dat deel van de schuld was immers niet aangegaan ter verwerving, of voor onderhoud of verbetering van de woning, maar was bedoeld voor de voldoening aan de premieterugbetalingsverplichting tegenover VROM. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de eigenwoningbezitter zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 3.119a, artikel 3.120 en artikel 3.123 Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:751
Geef een reactie