In het Eindejaarsbesluit 2022 is een aantal wijzigingen opgenomen van enkele uitvoeringsbesluiten op het terrein van belastingen en douane. Het besluit bevat wijzigingen in de volgende besluiten:
- Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (UBIB 2001);
- Besluit fiscale eenheid 2003 (BFE 2003);
- Uitvoeringsbesluit successiewet 1956 (UBSW 1956);
- Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (UB BRV);
- Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (UB OB 1968);
- Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (UB BPM 1992);
- Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (UBIW 1990);
- Uitvoeringsbesluit accijns (UBA);
- Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001);
- Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (UBVAD);
- Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES;
- Besluit zorgverzekering BES.
In dit verzamelbesluit zijn voornamelijk maatregelen meegenomen die zien op lagere wetgeving. Deze besluiten hebben geringe gevolgen en zijn voornamelijk technisch van aard. Ook zijn de budgettaire consequenties nihil. Uitzonderingen hierop zijn de wijzigingen in het Bvdb 2001, het UBIW 1990 en het UBIB 2001/ UBSW 1956.
Wijziging Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 en het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956
Het kabinet heeft ervoor gekozen om met ingang van 1 januari 2023 bij verhuur aan gelieerde partijen tegen een niet-marktconforme huurprijs uit te gaan van een huurprijs die meer dan 5% bedraagt van de WOZ-waarde, en deze vast te stellen op 5,5%. Het bovenstaande geldt mutatis mutandis eveneens bij een niet-marktconforme verpachting aan gelieerde partijen.
Wijziging Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
Per 1 januari 2023 treedt de Overbruggingswet box 3 in werking waarmee een nieuwe systematiek voor het bepalen van het voordeel uit sparen en beleggen wordt ingevoerd. De vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor inkomen uit sparen en beleggen met betrekking tot de rendementsgrondslag in het buitenland die op grond van de vrijstellingsmethode wordt verleend, wordt in lijn gebracht met deze nieuwe systematiek. Dit is nodig omdat op grond van de Overbruggingswet box 3 schulden een ander rendement krijgen dan bezittingen.
Daarnaast wordt de voorkomingssystematiek in box 3 zodanig aangepast dat bij het bepalen van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting vanaf 1 januari 2023 het heffingvrije vermogen niet langer volledig wordt toegerekend aan het binnenlandse deel van de rendementsgrondslag. Vanaf die datum wordt het heffingvrije vermogen naar evenredigheid toegerekend aan het rendement over de binnenlandse en buitenlandse bezittingen. Dit leidt ertoe dat de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting lager wordt dan onder de huidige voorkomingssystematiek het geval is. De gedachte hierachter is dat deze wijze van toerekening recht doet aan het feit dat de te betalen belasting onder de Wet IB 2001 wordt bepaald door het heffingvrije vermogen op de gehele rendementsgrondslag, inclusief de buitenlandse bezittingen, in aftrek te brengen. Voor inwoners met bezittingen in het buitenland ligt het dan voor de hand om het voordeel van het heffingvrije vermogen naar evenredigheid toe te rekenen aan het buitenlandse rendement.
Wijziging Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990
In het UBIW 1990 zal worden opgenomen dat er in beginsel géén invorderingsrente in rekening wordt gebracht bij in 2022 opgelegde voorlopige aanslagen inkomstenbelasting over het jaar 2022 met box 3-inkomen gedurende de periode waarin het aanbod van de ontvanger geldt om de invordering ter zake van die voorlopige aanslagen aan te houden. Hierdoor zijn de belastingschuldigen die gebruikmaken van de invorderingspauze tot het moment dat een belastingaanslag wordt opgelegd waarin de gevolgen van het arrest wel zijn verwerkt, na het vervallen van de laatste betalingstermijn op 31 december 2022 voor de onderhavige voorlopige aanslagen geen invorderingsrente verschuldigd over de tijd waarvoor de invorderingspauze geldt. De ontvanger biedt een invorderingspauze aan tot het moment dat het box 3-inkomen in een daaropvolgende voorlopige of definitieve aanslag is vastgesteld in overeenstemming met het genoemde arrest van 24 december 2021. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 met uitzondering van het artikel over het besluit fiscale eenheid dat op een later tijdstip in werking treedt.
Bron: Besluit van 21 december 2022, Ministerie van Financien, Stb. 2022, 540
Geef een reactie