Als een B.V. haar dga en enig bestuurder een auto van de zaak ter beschikking stelt, doet deze dga er goed aan een rittenregistratie bij te houden. De Belastingdienst zal namelijk niet geloven dat de B.V. effectief kan controleren dat de dga de auto alleen voor zakelijke doeleinden gebruikt.
In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden kwamen een B.V. en haar dga en enig bestuurder overeen dat de B.V. een auto van de zaak ter beschikking zou stellen aan de dga. De afspraken met betrekking tot de auto van de zaak, inclusief een verbod op het maken van privéritten, waren opgenomen in de arbeidsovereenkomst. De dga vroeg een verklaring geen privégebruik auto aan. Toen de inspecteur naderhand de dga vroeg te bewijzen dat hij minder dan 500 privékilometers had gereden, verklaarde de dga geen rittenregistratie te hebben bijgehouden. Zijn enige bewijs was het verbod op privégebruik van de auto in de arbeidsovereenkomst. Zowel de fiscus als het hof vond dit bewijs onvoldoende. Omdat uit de arbeidsovereenkomst bleek dat de dga beschikte over een auto van de zaak, moest de dga bewijzen dat hij minder dan 500 privékilometers had gereden. Als enig bestuurder en dga van de B.V. was hij mogelijk zelf belast met de controle op naleving van het verbod op privéverbruik. Dat de B.V. een afzonderlijke entiteit was, deed daaraan niets af. Het hof oordeelde daarom dat de inspecteur mocht naheffen over de ten onrechte achterwege gebleven bijtelling. Bovendien was terecht een verzuimboete opgelegd.
Wet: artikel 13bis Wet LB 1964 en artikelen 20, tweede lid en 67c AWR
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden 10 mei 2017 (gepubliceerd 15 mei 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:3897
Geef een reactie