Is een constructie duurzaam verenigd met de grond in de zin van artikel 3:3 BW, dan is de constructie onroerend. Irrelevant is dat de constructie zonder beschadiging toe te brengen uit het bedrijfspand kan worden verwijderd. Deze constructie maakt dan deel uit van de onroerende zaak voor de WOZ.
Een B.V. had een aantal onroerende zaken in bezit. De gemeente had voor een aantal panden al aangegeven de waarde te zullen verlagen. Voor een pand was de WOZ-waarde nog in geschil. Met name was in geschil of de zogeheten entresol (tussenverdieping) onroerend was of niet. Als deze entresol niet onroerend was, maakte ze geen deel uit van de onroerende zaak voor de waardering voor de WOZ. Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat een entresol onroerend is. De desbetreffende entresol bestond uit een dikke houten vloer, die gedragen werd door een constructie van metalen balken. De hele constructie rustte op de begane vloer van het pand en was daardoor volgens de rechtbank onroerend. De constructie was bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij was irrelevant dat de entresol zonder schade toe te brengen aan het pand van de onroerende zaak kon worden afgescheiden. De entresol moest in de waardering voor de WOZ worden meegenomen.
Voor de waardering waren partijen het verder over eens dat men moest uitgaan van de huurwaardekapitalisatiemethode. De B.V. kon de door haar voorgestane kapitalisatiefactor van acht niet onderbouwen. De rechtbank oordeelt daarom dat de gemeente aannemelijk had gemaakt dat de waarde van het bedrijfsobject niet te hoog was vastgesteld. De B.V. had aangegeven met de door de gemeente lagere waarde te kunnen instemmen, daarom verklaarde de rechtbank het beroep van de B.V. gegrond. Voor het pand met de entresol stelde de rechtbank de waarde in goede justitie vast.
Wet: artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek en artikel 17 Wet waardering onroerende zaken
Meer informatie: Rechtbank Oost-Brabant, 13 april 2017 (gepubliceerd op 29 mei 217), ECLI:NL:RBOBR:2017:2124
Geef een reactie