In 2016 overleed een pas getrouwd stel kort na elkaar. Anders dan de rechtbank heeft het hof in Den Haag nu beslist dat er geen ruimte is om de wettelijke bepalingen van het erfrecht buiten toepassing te laten.
De huwelijksreis van een jong stel eindigt in een drama als ze tijdens hun reis op dezelfde dag overlijden als gevolg van een voedselvergiftiging. De vrouw overleed iets eerder (23 minuten) dan de man. Het stel had geen kinderen en geen testament. In dat geval geldt artikel 4:10 lid 1 onder a BW. Toepassing van de bepaling leidt ertoe dat de man de erfgenaam is van de vrouw. En de nalatenschap van de vrouw dus via de man bij de familie van de man terechtkomt. De rechtbank heeft deze regels in deze zaak niet toegepast. Maar de familie van de man wilde vasthouden aan de wet. De moeder van de man liet destijds via haar advocaat weten dat dit ‘heel naar overkomt’, maar dat ze de uitspraak toch wilde aanvechten. De reden: zij was bang dat de Belastingdienst een deel van de erfenis zou gaan opeisen.
Geen uitzonderlijke omstandigheden
Het hof oordeelt anders dan de rechtbank. Het hof overweegt dat alleen onder uitzonderlijke omstandigheden afgeweken kan worden van bovengenoemde regel. Het hof vindt dat daarvan geen sprake is in deze zaak. Het is niet uitzonderlijk dat de man en de vrouw mogelijk niet hadden nagedacht over het kort na elkaar overlijden en de juridische gevolgen daarvan. Daarnaast heeft de wetgever een vergelijkbare situatie als die van deze man en vrouw nadrukkelijk bekeken en heeft de wetgever ervoor gekozen de wet daarvoor niet aan te passen. Ook speelt zeker bij het erfrecht het beginsel van rechtszekerheid een belangrijke rol. Mede gelet hierop vindt het hof dat het niet onaanvaardbaar is dat het vermogen van de vrouw (via de nalatenschap van de man) terechtkomt bij de erfgenamen van de man.
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 12 mei 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:891
Geef een reactie