Is eenmaal een reguliere WOZ-beschikking genomen ten name van de erven van een erflater? Dan hebben de erfgenamen geen recht op een zogeheten medebelanghebbendebeschikking.
Een man heeft in zijn testament zijn dochter en zijn zoon benoemd tot zijn erfgenamen en zijn echtgenote als executeur. In 2012 overlijdt de vader. Tot zijn nalatenschap behoren onder meer drie onroerende zaken. Voor de onroerende zaken zijn ten aanzien van de belastingjaren 2019 en 2020 reguliere WOZ-beschikkingen gegeven op naam van de erven van de vader. De zoon vraagt de gemeente om hem met betrekking tot de drie onroerende zaken voor de jaren 2019 en 2020 medebelanghebbendebeschikkingen af te geven. De gemeente wijst dat verzoek af, waarop de zoon in beroep gaat. Hof Den Haag merkt op dat de gemeente onder voorwaarden op verzoek een medebelanghebbendebeschikking moet afgeven. De verzoeker moet ten eerste aannemelijk maken een individueel belang te hebben bij de vastgestelde waarde van de onroerende zaak. Bovendien mag de verzoeker niet al als eigenaar, genothebbende of gebruiker van de onroerende zaak een reguliere belanghebbendebeschikking hebben ontvangen.
Al reguliere WOZ-beschikking voor erfgenamen
Het hof stelt dat al een reguliere beschikking is genomen ten name van de erfgenamen van de vader. In zijn positie van erfgenaam van zijn vader heeft de zoon dus al de mogelijkheid gehad om in bezwaar en beroep te gaan tegen deze WOZ-beschikking. Daarom heeft hij niet ook nog eens recht op een medebelanghebbendebeschikking. De zoon stelt nog dat hij tijdens de hoorzitting voor het bezwaar heeft verklaard zeer goed over deze kwestie te hebben nagedacht. Ook heeft hij toen verklaard zeker te weten dat hij recht had op de gevraagde beschikking. Dat de gemeente vervolgens het bezwaar toch heeft afgewezen, maakt nog niet dat het fairplaybeginsel is geschonden, aldus het hof. Het verzoek om een medebelanghebbendebeschikking is daarom terecht afgewezen.
Wet: art. 22 en 28 Wet WOZ
Geef een reactie