Volgens Rechtbank Haarlem mochten erven vertrouwen op correspondentie van de inspecteur waarin hij akkoord was met een afwijkende waardebepaling. Omdat er ook sprake was van een materiële onderneming was de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing.
Volgens de Successiewet is de waarde van dat wat wordt verkregen uit een nalatenschap in beginsel gelijk aan de waarde in het economische verkeer. Voor verkregen ondernemingsvermogen moet de waarde wel ten minste worden gesteld op de liquidatiewaarde. Wanneer de Belastingdienst in een duidelijke brief een weloverwogen standpunt inneemt en akkoord gaat met een afwijkende waardering van het geërfde vermogen, mag hieraan vertrouwen worden ontleend. Dit oordeelde Rechtbank Haarlem in een zaak waarin erfgenamen een bungalowpark erfden van hun vader. De erven mochten bij de waardering van de certificaten rekening houden met een aftrek van 30% wegens een aankooprisico van een potentiële gegadigde. Wanneer de activiteiten van de vennootschap als ondernemingsactiviteiten zijn aan te merken, is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing. De vennootschap voerde ook alle werkzaamheden uit die samenhingen met en voortvloeiden uit de exploitatie van het bungalowpark in eigen beheer. Daardoor was volgens de rechtbank sprake van een materiële onderneming en konden de erven de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten toepassen.
Wet: artikel 21, lid 4 SW (tekst 2009), artikel 35b en 35c SW (tekst 2009)
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 7 december 2012 (gepubliceerd op 30 januari 2013), LJN: BY 9896
Geef een reactie