De Belastingdienst hanteert een forfait voor de berekening van de waarde van een erfpachtrecht op onroerende zaken voor de berekening van de verschuldigde erfbelasting. Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigt dat deze waarderingsmethode niet ertoe mag leiden dat de belaste waarde te veel afwijkt van de waarde in het economische verkeer.
Twee broers hadden in 2015 het recht van erfpacht op de woning van hun moeder geërfd. Omdat hun moeder vóór haar overlijden al was verhuisd naar een zorgappartement, was de woning in 2014 te koop gezet. Uiteindelijk vond een verkoop van de woning plaats voor in totaal € 210.000. Dit bedrag was opgebouwd uit een bedrag van € 110.000 voor het erfpachtrecht en € 100.000 voor de blote eigendom. De broers vonden dat zij erfbelasting moesten betalen over de waarde in het economische verkeer van het erfpachtrecht à € 110.000. Maar de inspecteur berekende de belaste waarde aan de hand van een forfait door de WOZ-waarde van € 210.000 te verminderen met 17 maal de jaarlijkse erfpachtcanon à € 2.000. De uitkomst van € 176.000 wijkt dus 60% af van de waarde in het economische verkeer (WEV). In eerdere rechtspraak is al bepaald dat het waarderingsforfait geen werking heeft als de uitkomst van dit forfait meer dan 10% afwijkt van de WEV. Zie: ‘Geen leegwaarderatio maar WEV voor SW-waardering verhuurde woning’. Daarom oordeelt Rechtbank Zeeland-West Brabant dat de inspecteur niet mag werken met het forfait. Hij moet de belaste waarde stellen op € 110.000.
Wet: art. 21, achtste en veertiende lid SW 1956
Besluit: art. 10b UB SW 1956
Bronnen: Rechtbank Zeeland-Brabant 2 augustus 2018, (gepubliceerd 16 januari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2018:4636 en Rechtbank Zeeland-Brabant 2 augustus 2018, (gepubliceerd 16 januari 2019, ECLI:NL:RBZWB:2018:4637
Geef een reactie