De fiscus kan een afnemer het recht op btw-aftrek ontzeggen als de afnemer de btw onterecht aan de verkoper heeft betaald op basis van een factuur die was opgemaakt volgens de gewone regeling, terwijl de handeling onder de verleggingsregeling viel. Het Europese Hof heeft dit beslist in een Hongaarse zaak.
Een Hongaars bedrijf kocht in het kader van een door de belastingdienst georganiseerde elektronische veiling een mobiele loods van een vennootschap die een belastingschuld had. De verkoper reikte een factuur uit conform de gewone btw-regeling, inclusief de btw over die handeling. Belanghebbende voldeed de door de verkoper aangegeven btw en de verkoper betaalde die belasting aan de belastingdienst. Vervolgens bracht zij de op de factuur vermelde btw in aftrek. De belastingdienst stelde vast dat de betrokken factuur volgens de verleggingsregeling had moeten worden opgemaakt in plaats van de gewone btw-regeling. Nu dat niet was gebeurd, moest belanghebbende dit alsnog doen. Ook kreeg zij op basis van het Hongaars recht een fiscale boete van 50% van het btw-bedrag opgelegd. Volgens belanghebbende had de belastingdienst haar het recht op btw-aftrek ontzegd op grond van een vormfout. Het Europese Hof oordeelde dat de btw niet verschuldigd was. Bovendien was de betaling niet in overeenstemming met een inhoudelijke vereiste van de verleggingsregeling. Het was namelijk belanghebbende die, als koper van het goed, de btw aan de belastingdienst had moeten betalen. Geen recht op btw-aftrek dus. Wel kon belanghebbende, gelet op de insolvabiliteit van de verkoper, om teruggaaf verzoeken van de btw die hij onverschuldigd had betaald aan de verkoper van de loods. Het Hof oordeelde tot slot dat de boete alleen in stand kon blijven als de belastingdienst belastinginkomsten had gederfd en er aanwijzing is van belastingfraude, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan.
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 26 april 2017, C‑564/15
Geef een reactie