In beginsel moet de belastingdienst van een EU-lidstaat toestaan dat een ondernemer het btw-tarief van 0% toepast bij een intracommunautaire levering (ICL). Het Hof van Justitie van de EU heeft echter geoordeeld dat onder bepaalde omstandigheden de fiscus de toepassing van dit tarief kan weigeren. Bijvoorbeeld in gevallen van fraude.
Het Hof deed deze uitspraak naar aanleiding van een geschil tussen een Hongaarse vennootschap en de Hongaarse belastingdienst. De Hongaarse vennootschap was een groothandelaar in graan, tabak, zaden en foerage en had een partij koolzaad verkocht aan een Italiaanse vennootschap. De Italiaanse vennootschap beschikte op het moment van de verkoop over een btw-identificatienummer. Maar bij een onderzoek kwam de Hongaarse belastingdienst erachter dat de Italiaanse vennootschap nooit btw had betaald en daarom niet bekend was bij de Italiaanse fiscus. Daarop werd het btw-identificatienummer van de Italiaanse vennootschap met terugwerkende kracht geschrapt uit het register. De datum waarop het btw-identificatienummer met terugwerkende kracht was ingetrokken lag vóór de datum van de aankoop van het koolzaad. De Hongaarse vennootschap had bij de levering van het koolzaad geen btw afgedragen omdat zij meende dat sprake was van een btw-vrijgestelde intracommunautaire levering. De vraag was of de Hongaarse belastingdienst de btw mocht naheffen van de Hongaarse vennootschap.
Bewijsplicht
Het Europese Hof van Justitie bevestigde dat de fiscus de btw-vrijstelling mag weigeren als de leverancier niet voldoet aan zijn bewijsplicht. De leverancier moet kunnen aantonen dat de goederen echt de grens over zijn gegaan. De fiscus mag de btw-vrijstelling ook weigeren als de leverancier wist of had moeten weten dat de transactie onderdeel uitmaakte van fraude. Of één van deze situaties zich voordoet, moet de fiscus vaststellen aan de hand van objectieve elementen.
De Nederlandse Belastingdienst moet ook rekening houden met deze uitspraak. Overigens passen Nederlandse ondernemers op een ICL in beginsel het 0%-tarief toe in plaats van een vrijstelling.
Wet: Tabel II, onderdeel a, post 6 OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 september 2012, nr. C-273/11
Geef een reactie