Volgens Europese en nationale rechtspraak vanaf 2009 kan de fiscus de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar bij buitenlandse inkomsten niet zomaar toepassen. Volgens Hof Arnhem kunnen belanghebbenden geen beroep doen op deze rechtspraak als zij een navorderingsaanslag ontvangen over inkomsten van buiten de Europese Unie (EU).
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 26 februari 2010, LJN: BJ9092 geoordeeld dat de verlengde navorderingstermijn over buitenlands inkomen niet automatisch in strijd is met het Europese recht. De inspecteur mag echter de termijn niet verder verlengen dan nodig is om inlichtingen te verkrijgen. Bovendien moet hij de navorderingsaanslag met redelijke voortvarendheid opleggen. Daarbij mag hij rekening houden met het moment waarop hij aanwijzingen heeft gekregen over het bestaan van de buitenlandse inkomsten. Door deze beperking bedraagt de verlengde navorderingstermijn dus soms minder dan twaalf jaar. Belanghebbenden kunnen alleen een beroep doen op zulke uitspraken als de Belastingdienst de verlengde navorderingstermijn gebruikt ten aanzien van inkomsten uit andere lidstaten van de EU.
Inkomsten uit Hong Kong
In een zaak voor Hof Arnhem had een Nederlander eind december 2005 navorderingsaanslagen over de jaren 1990 tot en met 2004 ontvangen. Deze aanslagen zagen op niet-opgegeven inkomsten uit en vermogen in Hong Kong. De belanghebbende stelde onder andere dat de inspecteur onvoldoende voortvarend had gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen. Daarom zou de inspecteur de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar niet mogen toepassen. Belanghebbende beriep zich hiervoor op de eerder behandelde rechtspraak. Het hof reageerde hierop door ten eerste te stellen dat de rechtspraak waarop belanghebbende zich beriep, zag op inkomsten uit een andere lidstaat van de Europese Unie. Het was volgende het hof nog maar de vraag of de rechtspraak ook één op één kon worden toegepast op niet-Europese situaties. Voor zover dat al het geval zou zijn, was het Gerechtshof van mening dat de inspecteur voldoende voortvarend had gehandeld. De fiscus had namelijk pas in 2005 aanvullende inlichtingen van belanghebbende ontvangen.
Wet: artikel 16, vierde lid AWR
Meer informatie: Hof Arnhem, 2 mei 2012 (gepubliceerd op 22 mei 2012), LJN: BW6245
Geef een reactie