De verwerving van onroerende goederen en de daaropvolgende sloop met het oog op hun modernisering moet worden gezien als een reeks met elkaar verbonden handelingen met als doel het verrichten van belaste prestaties. In dat geval zijn de herzieningsregels niet van toepassing, zo oordeelde het Europese Hof van Justitie.
De btw-ondernemer mag de btw die hem in rekening is gebracht aftrekken voor zover hij de verworven goederen en diensten voor belaste handelingen gebruikt. In bepaalde gevallen is herziening van de als voorbelasting afgetrokken btw nodig. Men kijkt daarbij of er wijzigingen zich hebben voorgedaan in de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de aftrek in aanmerking zijn genomen. In de zaak voor het Europese Hof was in geschil of de herzieningsverplichting ook gold bij vernietiging van gebouwen bestemd voor het opwekken van energie en hun vervanging door modernere gebouwen met dezelfde bestemming. De Bulgaarse belastingdienst had deze vraag aan het Hof voorgelegd en meende dat herziening alleen bij vernietiging door externe oorzaken achterwege mocht blijven. Het Hof oordeelde echter dat de vervanging van verouderde structuren door modernere gebouwen met dezelfde functie (en dus het gebruik daarvan voor belastbare handelingen) het rechtstreekse verband niet verbreekt tussen de verwerving van de betrokken gebouwen enerzijds en de economische activiteiten die de belastingplichtige naderhand verricht anderzijds. Volgens het Hof kan men dus niet spreken van een wijziging van de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de als voorbelasting afgetrokken btw in aanmerking zijn genomen. Er hoefde daarom geen herziening van de afgetrokken btw plaats te vinden.
Wet: artikel 15, lid 7 Wet OB 1968 en artikel 185, lid 2 BTW-richtlijn
Meer informatie: Europese Hof van Justitie, 18 oktober 2012, C‑234/11
Geef een reactie